In de serie ‘Wonen in blessuretijd – verhalen van Rotterdammers’ vertellen bewoners over hun persoonlijke wooncrisis. Deze keer het verhaal van Gerard (83) uit de De la Reystraat in de Tweebosbuurt.
Gerard is geboren in de Johannes Brandstraat. In zijn eerste levensjaar verhuisden zijn ouders naar de De la Reystraat, even verderop. Daar is hij altijd blijven wonen. Tijdens de renovatie in 1987 schoof hij door naar een woning aan de overkant die al was opgeleverd. “Aan mijn woning mankeert niets. Er is wat achterstallig onderhoud, als gevolg van opzettelijke verwaarlozing, maar deze woningen kunnen nog jaren mee.”
De De la Reystraat ligt tussen de Pretorialaan en de Putselaan en is zo’n 500 meter lang. Het laatste gedeelte van de straat, huisnummers 74 tot 110, is aan beide zijden bebouwd met gesloten bouwblokken. De honderd jaar geleden gebouwde portiekwoningen werden in 1987 grondig gerenoveerd. Dit jaar is de oneven zijde opnieuw ‘cosmetisch’ gerenoveerd. De even zijde zal binnenkort worden gesloopt en vervangen door dure koopwoningen.
Het oude politiebureau op het Afrikaanderplein was in de oorlog een gaarkeuken. Daar werkte toen een oom van me. Af en toe kregen we een extra schepje bietenpulp van hem. Tijdens de hongerwinter raakte ik verzwakt. Na de oorlog ging ik naar het Bio-Vacantieoord om aan te sterken.
Mijn vader was een gezonde, vrolijke vent met een weelderige haardos. In de oorlog werd hij weggevoerd naar Duitsland, waar hij te werk werd gesteld in een locomotieffabriek van Henschel in Kassel. Die fabriek werd veelvuldig gebombardeerd door geallieerde vliegtuigen. Vele dwangarbeiders vonden daar de dood. Als ze zich na zo’n aanslag weer naar buiten waagden, zagen ze de uiteengereten lijken in de bomen hangen. Als voeding kregen ze soep gemaakt van wat snippers kool waarin een druppeltje vet dreef. Tandeloos en kaal keerde hij na vier jaar terug naar huis. Ik herkende hem niet meer. Als jochie begreep ik dat niet goed. Op zijn sterfbed heeft hij deze gruwelijke ervaringen aan mij verteld. In 1971 is hij overleden.
Mijn oudere broer Piet werd in 1946 op 21-jarige leeftijd uitgezonden naar Nederlands Indië, om deel te nemen aan de politionele acties. Hij was getalenteerd, speelde in een bandje en kon prachtig tekenen met Oost-Indische inkt. Na zijn terugkomst zou hij naar de tekenacademie gaan. In mijn huis hangen enkele van zijn pentekeningen aan de wand.
Hij zat als chauffeur bij de aan- en afvoertroepen en liet zijn leven in een hinderlaag. Toen hij voor patrouille rondreed in een jeep, maakte een over de weg gespannen staalkabel wreed een einde aan zijn dromen.
Mijn ouders kregen het bericht op mijn moeders verjaardag. “Hadden ze mij maar genomen. Ik heb toch niets meer te verliezen” zei mijn vader toen. Mijn ouders waren gebroken. Piet liet twee kinderen na en ligt begraven in Batavia.
Na de oorlog was de buurt één grote clan. Iedereen hielp elkaar. Zomers zaten we vaak lekker op het stoepje met elkaar te kletsen. Om de beurt zetten buren koffie voor elkaar. Op Koninginnedag was de buurt versierd met vlaggetjes en er werd volop gevlagd en gefeest. Op straat stonden lange tafels met hapjes en drankjes. Overal klonk muziek en werd er gedanst.
Mijn zus is een jaar ouder. Ook zij is een ouwe taaie en ze maakt nog vaak buitenlandse vakantiereizen. Af en toe komt ze samen met haar dochter naar de botanische tuin.
Ik ben bij mijn moeder blijven wonen. Toen ze blind werd heb ik haar jarenlang verzorgd tot ze in 1981 overleed.
Na haar overlijden heb ik de woning opgeknapt en gemoderniseerd. Daar had ik al zo’n 10.000 gulden aan uitgegeven en ik zou gaan beginnen aan het aanleggen van cv, toen het bericht kwam dat er een renovatie op handen was. Mijn eigen verbouwingen werden goedgekeurd en daar kreeg in 8.000 gulden voor terug. Heel netjes.
Een huwelijksleven heb ik nooit gehad. Door de jaren heen had ik wel verschillende relaties. De eerste was met een buurmeisje. Zij was aan heroïne verslaafd. Uiteindelijk gaf dat veel narigheid en problemen. Ze is allang overleden. Daarna had ik een relatie met een overbuurvrouw. Ook zij is niet oud geworden. Mijn voorlaatste vriendin bleek op mijn geld uit te zijn, dus die relatie moest ik afbreken.
Mijn huidige vriendin, een Antilliaanse, ken ik via de botanische tuin. Zij is een heel stuk jonger dan ik, en dat gaat goed. Haar kinderen wonen nog thuis. We zijn alweer vijf jaar bevriend en we zien elkaar regelmatig.
Ik was één van de eersten die corona opliep. Weinig last van gehad. Na een week kwam de huisarts langs om te informeren hoe het ging. Als het met u net zo goed gaat als met mij, dan heeft u niets te klagen.
Ik heb een opgeruimd karakter en ben heel flexibel. Dat moet ook wel. Als je gaat zitten janken wanneer alles om je heen is weggevallen, schiet het niet op. Het heeft geen zin om te gaan zitten somberen. Uiteindelijk moet je je problemen toch zelf oplossen.
Na school heb ik zes jaar voor de gemeente gewerkt en kreeg toen ook een hoveniersopleiding. Op mijn negentiende hield ik dat voor gezien. Toen ben ik op de avond-tekenschool opgeleid tot plaatbankwerker en was ik lange tijd werkzaam als isolatieplaatwerker. Mijn vader was radiomonteur. Dat vak heeft hij ook aan mij geleerd, want ik was goed in schema’s lezen. Zodoende ben ik een tijd radio- en tv-monteur geweest, nadat ik door een kennis werd gevraagd om in te vallen als storingsmonteur. Daarnaast was ik ook nog timmerman en metselaar.
Sinds ik rond mijn veertigste een medicijnvergiftiging had, gebruik ik geen medicijnen meer. Dertig jaar had ik last van zware migraine-aanvallen. Binnen zitten is niets voor mij. In de buitendienst ging het veel beter. Ik heb nooit gerookt of gedronken. Sinds ik vegetariër ben, voel ik me zo gezond als het maar kan zijn. Ik mankeer nooit wat.
Na de renovatie in 1987, was dit een schitterende buurt met prachtige woningen. Daarna is er nauwelijks iets aan onderhoud gedaan. Vestia heeft de boel hier opzettelijk laten verpauperen. In 35 jaar tijd is de achterkant zeggen en schrijven één keer geschilderd, de straatkant twee keer en het trappenhuis is een keer opnieuw gedaan, inclusief vernieuwing van het vloerzeil. Als er dingen kapot gaan, repareer of vervang ik dat zelf.
Aan de achterkant heb ik een wijds uitzicht. Op het enorme binnenterrein groeit en bloeit er van alles in moestuintjes, maar het terrein is ook zwaar in verval geraakt. Er is nooit enig toezicht geweest.
Het is eeuwig zonde dat ze die hele buurt hebben laten verhabbezakken. Dat was helemaal niet nodig geweest. Aan mijn woning mankeert niets. Deze woningen kunnen nog jaren mee.
Ik woon in een grandioos huis in een rustige buurt. Mijn huis is goed geïsoleerd, waardoor ik hele lage stookkosten heb. Aan mijn kant van de straat zijn de woningen bij de renovatie luxueuzer opgeknapt. Toen de woningen aan de overkant een jaar later werden aangepakt, moest het goedkoper. De oneven zijde is dit jaar opnieuw ‘cosmetisch’ gerenoveerd. Op het oog lijken dit nu nieuwe woningen, maar schijn bedriegt: op de oorspronkelijke gevels is een laag isolatiemateriaal geplakt, die is afgedekt met een laag steenstrips. Het stelt niet veel voor. De entrees zijn nu voorzien van een glazen pui. Inpandig zijn de woningen nauwelijks vernieuwd. Hier en daar zijn nieuwe keukens geplaatst of nieuwe betegeling in de badkamers. Dat is het wel zo’n beetje.
De woningen aan mijn kant van de straat voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Toch zijn het allemaal precies dezelfde huizen, die in 1921 werden gebouwd. Dat is gek.
Ik ben altijd omgegaan met mensen in de buurt en ben nog altijd actief in de wijk. Bijna iedereen kent me. Eerst had ik vooral Hollandse kennissen. Na de renovatie kwamen er veel mensen in de straat wonen met een migratie-achtergrond. Die mensen hebben niets met Koninginnedag, maar ik kon prima met ze opschieten en had er leuke buren aan. We waren en bleven allemaal aan elkaar gehecht in deze buurt.
Ik had goed contact met mijn Turkse buren, die 45 jaar naast mij hebben gewoond. Als het nodig was, repareerde ik hun tv. De buurvrouw maakte vaak de heerlijkste hapjes voor mij.
Het mooie aan deze wijk is de samenhang van alle nationaliteiten en dat je wat van elkaar kan leren. Dat zie je ook op de Nelson Mandela school, waar kinderen van alle nationaliteiten zonder ruzie met elkaar spelen. Ik wou dat alle mensen zo waren. Dat ga je toch niet kapot maken, terwijl er al zoveel discriminatie is in de wereld.
De meeste bewoners zijn eruit getreiterd. De advocaat van Vestia zegt natuurlijk dat dat niet waar is. Mijn buurman kwam huilend naar me toe en vertelde dat ze hem zo onder druk hadden gezet, dat hij was gezwicht en er toen maar mee had ingestemd om te verhuizen. Dat had hij nooit moeten doen, want hij stond in zijn recht. Er waren 17 bewoners die van de rechter niet uit hun huis mochten worden gezet.
Ik ben de allerlaatste oorspronkelijke bewoner. Vestia kent mijn standpunt. Ik werk niet met ze mee. Je zult toch een keer moeten verhuizen, zeggen ze dan. Naar de Zuiderbegraafplaats ja, maar daar wacht ik nog een paar jaartjes mee, als je het niet erg vindt.
===== ===== ===== ===== =====
Lees ook Uitspraak hoger beroep Vestia genadeklap voor de Tweebosbuurt over de rechtszaak die door Vestia werd aangespannen tegen Gerard Bijlsma
===== ===== ===== ===== =====
Ik ben nu zo’n 34 jaar vrijwilliger. Mijn leven is er mee verbonden, kun je wel zeggen. Vanaf 1987 werk ik in de Botanische tuin Afrikaanderwijk, waar ik de plantjes zaai, verspeen en opkweek. Omdat de tuinman was overleden zou ik een paar daagjes komen helpen, maar ik zit er nog steeds. Deze mooie tuin is een rustpunt voor de vele bezoekers. Je hoort hier niets van het verkeer en waant je in de natuur.
Sinds vorig jaar doe ik mee met Stadstrainers. Toen was het thema contact tussen ouderen en jongeren. Ik liep met schoolkinderen door de buurt en vertelde verhalen over vroeger. Dit jaar worden de ouwetjes onder elkaar, in beeld gebracht. We gaan met een tablet op stap om foto’s te maken en daar worden later teksten bij gemaakt.
Toen ik 25 jaar bij de gemeente in dienst was als vrijwilliger, ontving ik uit handen van burgemeester Aboutaleb een Erasmusspeld voor trouwe dienst.
Ik ben heel erg praktisch ingesteld en koop bijna nooit nieuwe spullen. Dat hoeft ook niet. Meestal krijg ik wat ik nodig heb, of ik vind het afgedankt op straat. De meeste kapotte spullen kan ik zelf repareren. Soms maak ik zelf wat ik nodig heb. Aan kinderen maken ben ik nooit begonnen. Veel stiefkinderen heb ik wel.
Ik ben volledig aan deze wijk gebonden en bewaar dus positieve en negatieve herinneringen aan mijn buurt. Ik ben nog 100% gezond en wil tot de laatste snik in de botanische tuin blijven werken. Tot de heer mij tot zich neemt, bij wijze van spreken, maar daar heb ik geen haast mee. Ik zie nog voldoende perspectief.
© Roland Huguenin december 2021