Het betere plan voor wonen in Rotterdam

Categorie: Verhalen van Rotterdammers Pagina 1 van 2

“Willen jullie koffie?” – Grarda Pelger 1939-2022

Op zondag 28 augustus ga ik om vijf uur namiddag samen met Joke kijken naar een openluchtvoorstelling in de Rotterdamse Munt, waar ‘De Recreanten’ wordt opgevoerd door John Buisman en Helmert Woudenberg. Een tragikomedie over verdringing, vriendschap en gemeenschapszin in Recreatieoord Hoek van Holland, vandaag gespeeld in de blakende zon. We drinken een kopje gemberthee als mijn mobiele telefoon overgaat. “U spreekt met de alarmcentrale. Mevrouw Pelger is gevallen en kan niet meer overeind komen. Wilt u met spoed naar haar toe gaan. Neem alstublieft contact op met 112 als de situatie daar aanleiding toe geeft.”

foto Joke Schot

Gelukkig zijn we niet ver weg. Op de fiets racen we naar de woning van Grarda, waar we tien minuten later hijgend op de vierde etage arriveren. Adrenaline en een beklemd gevoel vormen een mix die mijn gemoed op een ongekende manier beheerst. We gaan naar binnen en roepen “Grarda?”, wat wordt beantwoord met gesmoord gekerm. Vervlochten met haar rollator ligt ze half in het toilet, half in de gang. “O dear, hoe gaan we dit aanpakken” stamel ik.
Grarda is bij kennis en geeft aan dat ze verrekt van de pijn. De vraag of ze kwetsuren heeft is niet aan de orde, want ze wil zo snel mogelijk rechtop. Gelukkig lukt het redelijk vlot om Grarda uit haar benarde positie te bevrijden. Terwijl ik haar stevig vasthoud, fatsoeneert Joke haar kleding. Voorzichtig laten we Grarda in de rolstoel zakken. In de woonkamer hevelen we haar over in haar fauteuil.
Trillend zit ze na te hijgen. “Ik kon me eige niet meer houwe” zegt ze. Alle drie van de ergste schrik bekomen, stellen we ‘onder voorbehoud’ vast dat ze niets heeft gebroken, maar wel een pijnlijke arm heeft opgelopen. Dat bevreemdt ons niet, nadat we samen haar sterk vermagerde ledematen hebben geïnspecteerd.

We zetten thee en komen op adem. Gelukkig ontspant Grarda zich weer een beetje. Na een tijdje wil ze haar warme maaltijd gaan nuttigen. Die heeft Joop, haar zoon, daags tevoren al voor haar klaargemaakt, dus is het een kwestie van opwarmen. Haar eetlust is niet groot. Als nagerecht neemt ze roomvla, waarmee ze ook gelijk haar medicijnen kan innemen.
“Willen jullie geen koffie?” vraagt ze aan ons.

Hoe nu verder? Al vele maanden heeft Grarda een zwakke gezondheid en is ze hulpbehoevend, maar er is geen indicatie voor intensieve zorg. Achteraf beredeneerd, hadden we buurtzorg moeten bellen, maar op dit moment besluiten we om zelf de handen uit de mouwen te steken. Wat volgt is een precair ritueel. We helpen bij alle handelingen die nodig zijn om Grarda te prepareren voor de nacht en in bed te kunnen stoppen. Geduldig volgen we al haar regieaanwijzingen. Als ze eenmaal ligt, kijk ik naar haar bleke, uitgeputte gezicht. Matte, uitdrukkingsloze ogen staren mij aan. Ik beeld me in dat ze de ochtend niet meer haalt.
“Gaan jullie maar en bedankt” zegt ze moeizaam. We geven haar een nachtzoen en overbezorgd verlaten we om kwart over negen het huis.

Grarda heeft ons nadrukkelijk op het hart gedrukt om deze gebeurtenis niet met Joop te delen. Uiteraard is dat wel het eerste wat we doen, zodra we thuis zijn. We hebben hem nog nooit ontmoet, maar in de maanden die volgen zullen we bijna dagelijks contact met hem hebben. Hij vertelt ons: “Die moeder van mij is verschrikkelijk eigenwijs en hulp kun je heel moeilijk aan haar slijten. Dat ze nu in zo’n lastige positie verkeert, is mede het gevolg van haar eigen keuzes.“

Wij kennen Grarda van diverse ontmoetingen bij haar thuis, sinds we haar begin 2019 leerden kennen. Regelmatig dronken we koffie bij haar en spraken dan over de verwikkelingen in de Tweebosbuurt en gebeurtenissen in onze persoonlijke levens. We weten veel van haar, maar hebben nog niet al haar karaktereigenschappen kunnen doorgronden.

Enkele dagen voor haar val, die zeker niet de eerste en ook niet de laatste zal zijn, krijgen we van Tweeboster An Rook het verzoek om haar tijdelijk te vervangen als contactpersoon voor noodgevallen en de bereidheid om Grarda dan te gaan helpen. An gaat samen met haar man Wim Lewis twee weken op vakantie. Doordat Wim in Frankrijk in het ziekenhuis beland zullen ze zes weken wegblijven.

Foto Roland Huguenin

Wat volgt is een periode van intensieve zorg waar Joke en ik nauw in betrokken zullen zijn. Onverwacht zijn we mantelzorgers van Grarda geworden.
Het regelen van passende professionele zorg is de eerste grote hindernis en het zal nog zo’n 10 dagen duren voordat die is ingeregeld. Zodoende volgen er nog verschillende dagen waarop we zelf moeten overgaan tot het verlenen van ‘professionele’ zorg. Zodra dag- en nachtzorg is geregeld en er permanent een zorgverlener aanwezig is, verandert onze rol in  zo mogelijk dagelijks gezelschap houden, helpen, praten, wandelen, samen verse patat van de mart op het Afrikaanderplein eten en televisie kijken.
Daarnaast ondersteunen we logistieke planning en denken we mee over het inzetten van euthanasie. Dat doen we samen met een groep vertrouwelingen die Grarda dragen in haar laatste levensdagen. We maken kennis met verpleegkundige Meryth en haar hond Sis, een Hongaarse Puli, waar we vriendschap mee sluiten en veel lol mee beleven. Op de dag dat er een ziekenhuisbed is geplaatst, brengt Meryth Grarda naar bed. Wij wachten nog even in de woonkamer tot we haar een nachtzoen kunnen geven. We horen Grarda zeggen: “ga ik in de kist?“ en plotseling is er hilariteit.
Het bed is voorzien van zijpanelen die zijn bekleed met stroken zacht foamdoek. Zodra Grarda in bed ligt, lijkt het of ze is opgebaard. Alles om haar heen is wit. De eerste aanblik is onaangenaam, maar dan moeten we allemaal heel hard lachen om haar galgenhumor. Sis blaft opgewonden mee en springt op het bed om te knuffelen met Grarda.

Voordat de nachtzorg is geïndiceerd, heeft Grarda wel al een postoel gekregen. In de eerste nacht die daar op volgt, worden we om 02:15 door haar opgebeld. “Ik kan niet meer uit die rotstoel komen.” Opnieuw snellen we naar de Riebeekstraat. Verstijfd en verkleumd zit ze al anderhalf uur op de stoel. Haar blote armen doen pijn van de harde leuningen. “Ik wou jullie niet storen.” Die ‘rotstoel’ is niet met haar getest.
De ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Op woensdag 7 september wordt tot ons aller grote opluchting per direct dag- en nachtzorg geïndiceerd, maar die ‘luxe’ mag niet lang duren. Grarda knapt namelijk enorm op als haar onzekerheden wegvallen en ze zich permanent veilig waant. Vijf dagen later is haar toestand te stabiel en wordt de zorg teruggeschroefd naar 12 uur nachtzorg. Grarda is in paniek en wij eigenlijk ook wel. Samen met Joop bespreken we de mogelijke opties. Het wordt Grarda allemaal te veel en ze barst in tranen uit. “Ik wil dood, geef me rust, en anders stop ik wel met eten!” roept ze.
Op dat moment staat ze op de wachtlijst voor euthanasie, maar moet het actieve traject nog worden opgestart. Alle stappen, haken en ogen in dat traject laat ik hier buiten beschouwing, maar kortgezegd was het onvoorspelbaar tot uiteindelijk de juiste route werd gevonden. Door de inventieve inzet van velen wordt voorkomen dat Grarda moest worden opgenomen in een hospice en kan ze haar leven op de voor haar meest bevredigende manier voltooien in haar nieuwe woning in de Riebeekstraat – die haar geen geluk heeft gebracht.

Maandag 24 oktober wordt een enerverende dag. Voor ons allemaal en in het bijzonder voor Grarda een onverwacht forse tegenslag, wanneer ze opnieuw ten valt komt in de badkamer.
Grarda heeft een sterke wil en laat zich door bijna niets of niemand weerhouden. De houten linnenkast in haar slaapkamer staat wijd open en op haar bed liggen grote stapels bondgekleurde handdoeken die ze heeft klaargelegd voor de drie Marokkaanse zusjes die vanaf hun geboorte naast haar woonden op de Hilledijk. Kinderen uit een laaggeletterd migrantenmilieu, inmiddels studerend aan mbo en hbo, die ze hielp opvoeden en jarenlang begeleidde bij taal en huiswerk. Terwijl Grarda de handdoeken sorteert, begint de wasmachine in de badkamer te piepen. Die had ze ook nog even aangezet om wat wasgoed weg te werken en nu het programma is beëindigd wil ze die ook weer gaan uitzetten. Een handeling met fatale gevolgen.
Opnieuw worden wij gebeld door de alarmcentrale. Ze ligt half onder de wastafel in de badkamer. We hijsen haar op, laten haar in de rolstoel zakken en brengen haar naar de sta-op-stoel. Alles doet pijn. We zien een dikke bult op haar linker bovenarm – waarvan later wordt vastgesteld dat die is gebroken – en ze heeft pijnlijke ribben.

Gelukkig is de buurtzorg snel ter plaatse en worden er direct zware pijnstillers ingezet. Grarda krijgt het advies om even in bed te gaan liggen zodat ze zich beter kan ontspannen. Ze is echter vlot bij haar positieven en begint weer honderd uit te praten. “Jullie willen toch wel koffie?” vraagt ze.
Ellen Verkoelen, voorvrouw van 50PLUS, komt op bezoek en brengt twee heerlijke taarten van Dudok mee. “Dat is goed voor de moraal” zegt ze. Wat later op de middag komen de Marokkaanse zusjes, die het huis weer zullen verlaten met tassen vol badtextiel.
’s Avonds komt An Rook langs om koffie met ons te drinken. Wat later schuift ook Meryth aan en Sis springt vrolijk om ons heen.

Grarda moet worden voorbereid op de nacht. Meryth heeft mijn hulp nodig om haar te kunnen verplaatsen naar de badkamer en de wc. Decorum bestaat op dat moment even niet meer. Ze kan niet meer zelfstandig met een rollator lopen, dus bungelt ze tussen ons in. Sis loopt ons voor de voeten, maar Grarda vindt het prachtig.

Als Grarda weer in bed ligt, breekt het uur van de waarheid aan. We zullen voorgoed afscheid van haar moeten gaan nemen, omdat we de volgende ochtend om 06:00 naar Schiphol vertrekken voor twee weken vakantie. Het afscheid mag geen drama worden. Grarda doet een voorzet door ons een fijne tijd en een goede reis te wensen. Mijn keel wordt even dicht geknepen, maar ik herneem me en wens ook Grarda een fijne reis, zonder zorgen. Ze bedankt ons nogmaals, zoals ze dat bijna dagelijks heeft gedaan. We verzekeren haar dat we het graag hebben gedaan en dat we ondanks alles een waardevolle tijd met haar hebben beleefd.
Daarna verlaten we haar slaapkamer. We kijken om, glimlachen, zwaaien en zeggen nogmaals gedag, en nog eens. In de gang trekken we onze jassen aan en roepen nog eens “dag Grarda”. Dan trekken we deur achter ons dicht.

Twee lange maanden zaten we in een roller coaster en waren voortdurend betrokken bij alle lief en leed van een hartelijke vrouw die in korte tijd onze liefste vriendin is geworden. We gaan Grarda enorm missen.

Op dit moment weten we nog niet wanneer de euthanasie wordt uitgevoerd. De familie houdt ons goed op de hoogte. Vier dagen later sterft ze. Een week later kunnen we de uitvaart online volgen vanuit Montenegro.

Er zijn momenten waarop je leven in onverwachte stroomversnellingen wordt meegevoerd. Op persoonlijke schaal kunnen die gebeurtenissen zeer ingrijpend zijn, terwijl de buitenwereld rustig voortkabbelt. Nu ik mijn belevenissen van de afgelopen maanden zo’n beetje heb beschreven, doe ik dat in het besef dat Grarda Pelger binnenkort voorgoed zal verdwijnen uit het collectieve geheugen. Alleen een select groepje familieleden, vrienden en getrouwen blijft ze bij. Of toch niet?
Grarda had een rijk leven, ook al beseffen wij inmiddels dat ze flink heeft moeten knokken om haar eigen bestaan in goede banen te leiden. Onrecht was niet aan haar besteed, dus bleef ze tot aan haar laatste snik strijden voor gerechtigheid en zelfbeschikkingsecht.

Foto Joke Schot

Over de Tweebosbuurt zijn inmiddels talloze artikelen geschreven en vele televisie- en radio-items gemaakt. Heel Nederland kon kijken naar de met veel toewijding gemaakte documentaire ‘De Opstandelingen’ van BNN-VARA. Tientallen journalisten hebben aangekaart dat de gemeente Rotterdam, burgemeester Ahmed Aboutaleb, woningcorporatie Vestia, het NPRZ en projectontwikkelaars zich hebben rijk gerekend ten koste van kwetsbare medeburgers. Allen maakten zich hard voor het oogsten van gezond verstand en het behouden van deze volksbuurt, omdat elk weldenkend mens zou kunnen begrijpen dat je eigenlijk nooit goede huizen zou moeten slopen, zeker niet ten tijde van een overweldigende wooncrisis.
Diverse rechters, inclusief de Raad van State, hebben zich meermaals gebogen over de casus Tweebosbuurt en het grote persoonlijke leed dat daar achter schuilt. Zelfs de Verenigde Naties hebben zich in zeer duidelijke bewoordingen uitgesproken over uitsluitende en discriminerende effecten van het Rotterdamse woonbeleid. Onlangs heeft de Rotterdamse Rekenkamer de Woonvisie gehekeld en vorige week liet ook de Raad van State weten dat het bestemmingsplan van een deel van de Tweebosbuurt is vernietigd.

Gedane zaken nemen geen keer. Haar buurt is uitgedoofd en ontzield en ook aan het leven van Grarda Pelger is nu een einde gekomen. Daarmee is zij verlost uit de maatschappelijke slangenkuil waarin zij in haar laatste levensjaren terecht was gekomen. Wie goed heeft opgelet weet dat zij van meet af aan was ontgoocheld door de naderende sloop van haar woning en de gedwongen uitverhuizing, zonder dat zij enig houvast vond in rechtsbescherming. Zij voelde zich gegriefd door de overheid en verzuchtte herhaaldelijk dat zij wenste niet meer te zullen ontwaken uit haar slaap.
Toch wierp zij zich op als moeder van haar Tweebosbuurt en was zij keer op keer bereid om zich in al haar oprechtheid uit te spreken en de Rotterdamse politiek te hekelen en af te keuren. Dat deed zij puur zoals ze is, zonder enige opsmuk of gemaaktheid. Zij was zeer teleurgesteld in de linkse politieke partijen, haar eigen PvdA voorop, die het volk verloochenden en de belangen van haar buurt ondergeschikt maakten aan coalitieafspraken en het beschermen van eigenbelangen: lekker blijven plakken op het pluche en carrière maken in het stadhuis.
Intussen is Rotterdam still going strong and makes dreams glamorous come true. Maar valse beeldvorming staat symbool voor het onvermogen om de werkelijkheid te herkennen en te dienen, of zoals schrijver Arjen van Veelen het uitdrukt: Rotterdam sloopt de huizen van de mensen die in de stad wonen en bouwt nieuwe huizen voor mensen die er nog niet zijn.
In mijn opinie is Rotterdam geen fijne stad voor de mensen, maar zijn de mensen fijn voor de uitbaters van de stad zolang ze deugen, want anders krijgen ze een schop en mogen ze oprotten. De tijd zal leren wanneer de wal het schip keert. Niemand kan langer ontkennen dat het stadsbestuur steeds verder vastloopt in visieloos beleid en dat haarscheurtjes zijn veranderd in een kloof tussen waardigheid en ongeloofwaardigheid.

In de laatste maand van haar leven krijgt Grarda bezoek van Robert Straver, directeur wonen van Vestia. Daar zat ze niet bepaald op te wachten, maar iedereen is altijd welkom in haar huis. Hoe het met haar gaat kon hij zelf zo wel zien, want tegen een aanval in de rug – en alles wat daar van komt – is geen ruggengraat bestand. Wat betreft haar oude huis aan de Hilledijk – dat is gespaard van de sloop en straks wordt verweven met de nieuwbouw – zegt ze tegen hem dat ze het wat haar betreft ook wel mogen neergooien. “Wat heb je daar nou nog aan!“
’s Nachts wordt Meryth opgeschrikt door gesmoorde geluiden uit Grarda’s slaapkamer en ziet ze haar wilde bewegingen met haar armen maken.
“Mevrouw Pelger, mevrouw Pelger, wat is er met u aan de hand?” vraagt ze geschrokken.
Grarda ontwaakt en zegt: “ik was aan het vechten met Bas Kurvers.” *)
De volgende dagen vertelt ze aan iedereen die het horen wil over deze boze droom en moet ze daar zelf steeds smakelijk om lachen.
“Ha, ha, ha, ik was gewoon met die man aan het vechten joh!”

Ellen Verkoelen diende afgelopen week de motie ‘De mevrouw Pelgerstraat!’ in, ter bespreking in de vergadering van de gemeenteraad.
Ter nagedachtenis aan mevrouw Pelger en als eerbetoon aan alle Tweebossers die vanwege de sloop uit hun huizen in de Tweebosbuurt moesten, een straat in de ‘nieuwe’ Tweebosbuurt naar mevrouw Pelger te vernoemen bijgaand verzoek aan het college: In de nieuw te bouwen wijk op de locatie waar ooit de gesloopte woningen van de Tweebosbuurt stonden, in overleg en afstemming met de Commissie straatnamen en gedenktekens, een straat naar mevrouw Pelger te vernoemen.
Deze motie is met een ruime meerderheid van 29 stemmen aangenomen.

Graag sluit ik dit lange stuk af met een dagdroom waarvan ik hoop dat die tot leven komt. Tegen het college zeg ik: zie de uitdaging!

In de Tweebosbuurt worden op de kortst mogelijke termijn 1.000 sociale woningen teruggebouwd in een historiserende Rotterdamse stijl, voor ouderen, jongeren, gezinnen, alleenstaanden en vluchtelingen die dringend behoefte hebben aan goede betaalbare woningen in een prettige omgeving. Een groep geëngageerde architecten geeft vorm aan dit project en zet een complex neer dat zich gaat bewijzen als schoolvoorbeeld van duurzaam bouwen en als aanjager van een nieuwe sociale cohesie. Het Grarda Pelgerhuis aan de Hilledijk 183-185, krijgt een bestemming als multifunctioneel buurtcentrum waar bewoners terecht kunnen voor hulp, zorg en advies, en kunnen kijken naar kleinschalige exposities en optredens, goedkoop kunnen vergaderen en gratis een kop koffie kunnen drinken. Een goed renderende en laagdrempelige woonbuurt moet toch maakbaar zijn, zelfs in tijden van spilzucht en ernstige zelfoverschatting.

“Willen jullie koffie?” vroeg Grarda keer op keer.

Lees ook “Het gezicht van de Tweebosbuurt is niet meer”

*) Bas Kurvers was wethouder Bouwen, Wonen en Buitenruimte toen het besluit over de sloop van de Tweebosbuurt werd genomen, waar hij uit volle overtuiging aan vast bleef houden, ook toen steeds meer duidelijk werd dat de wooncrisis enorme gevolgen zou hebben voor de volkshuisvesting en dat de cijfers die in de ‘Woonvisie’ werden gehanteerd ter onderbouwing van het sloopbeleid, gruwelijk rammelden.

 

Foto Roland Huguenin

Gerard: “Ik laat me niet intimideren”

© Foto Joke Schot juni 2021

In de serie ‘Wonen in blessuretijd – verhalen van Rotterdammers’ vertellen bewoners over hun persoonlijke wooncrisis. Deze keer het verhaal van Gerard (83) uit de De la Reystraat in de Tweebosbuurt.

Gerard is geboren in de Johannes Brandstraat. In zijn eerste levensjaar verhuisden zijn ouders naar de De la Reystraat, even verderop. Daar is hij altijd blijven wonen. Tijdens de renovatie in 1987 schoof hij door naar een woning aan de overkant die al was opgeleverd. “Aan mijn woning mankeert niets. Er is wat achterstallig onderhoud, als gevolg van opzettelijke verwaarlozing, maar deze woningen kunnen nog jaren mee.”

De De la Reystraat ligt tussen de Pretorialaan en de Putselaan en is zo’n 500 meter lang. Het laatste gedeelte van de straat, huisnummers 74 tot 110, is aan beide zijden bebouwd met gesloten bouwblokken. De honderd jaar geleden gebouwde portiekwoningen werden in 1987 grondig gerenoveerd. Dit jaar is de oneven zijde opnieuw ‘cosmetisch’ gerenoveerd. De even zijde zal binnenkort worden gesloopt en vervangen door dure koopwoningen.

Het oude politiebureau op het Afrikaanderplein was in de oorlog een gaarkeuken. Daar werkte toen een oom van me. Af en toe kregen we een extra schepje bietenpulp van hem. Tijdens de hongerwinter raakte ik verzwakt. Na de oorlog ging ik naar het Bio-Vacantieoord om aan te sterken.

Mijn vader was een gezonde, vrolijke vent met een weelderige haardos. In de oorlog werd hij weggevoerd naar Duitsland, waar hij te werk werd gesteld in een locomotieffabriek van Henschel in Kassel. Die fabriek werd veelvuldig gebombardeerd door geallieerde vliegtuigen. Vele dwangarbeiders vonden daar de dood. Als ze zich na zo’n aanslag weer naar buiten waagden, zagen ze de uiteengereten lijken in de bomen hangen. Als voeding kregen ze soep gemaakt van wat snippers kool waarin een druppeltje vet dreef. Tandeloos en kaal keerde hij na vier jaar terug naar huis. Ik herkende hem niet meer. Als jochie begreep ik dat niet goed. Op zijn sterfbed heeft hij deze gruwelijke ervaringen aan mij verteld. In 1971 is hij overleden.

Mijn oudere broer Piet werd in 1946 op 21-jarige leeftijd uitgezonden naar Nederlands Indië, om deel te nemen aan de politionele acties. Hij was getalenteerd, speelde in een bandje en kon prachtig tekenen met Oost-Indische inkt. Na zijn terugkomst zou hij naar de tekenacademie gaan. In mijn huis hangen enkele van zijn pentekeningen aan de wand.
Hij zat als chauffeur bij de aan- en afvoertroepen en liet zijn leven in een hinderlaag. Toen hij voor patrouille rondreed in een jeep, maakte een over de weg gespannen staalkabel wreed een einde aan zijn dromen.
Mijn ouders kregen het bericht op mijn moeders verjaardag. “Hadden ze mij maar genomen. Ik heb toch niets meer te verliezen” zei mijn vader toen. Mijn ouders waren gebroken. Piet liet twee kinderen na en ligt begraven in Batavia.

Na de oorlog was de buurt één grote clan. Iedereen hielp elkaar. Zomers zaten we vaak lekker op het stoepje met elkaar te kletsen. Om de beurt zetten buren koffie voor elkaar. Op Koninginnedag was de buurt versierd met vlaggetjes en er werd volop gevlagd en gefeest. Op straat stonden lange tafels met hapjes en drankjes. Overal klonk muziek en werd er gedanst.

Mijn zus is een jaar ouder. Ook zij is een ouwe taaie en ze maakt nog vaak buitenlandse vakantiereizen. Af en toe komt ze samen met haar dochter naar de botanische tuin.

Ik ben bij mijn moeder blijven wonen. Toen ze blind werd heb ik haar jarenlang verzorgd tot ze in 1981 overleed.
Na haar overlijden heb ik de woning opgeknapt en gemoderniseerd. Daar had ik al zo’n 10.000 gulden aan uitgegeven en ik zou gaan beginnen aan het aanleggen van cv, toen het bericht kwam dat er een renovatie op handen was. Mijn eigen verbouwingen werden goedgekeurd en daar kreeg in 8.000 gulden voor terug. Heel netjes.

Een huwelijksleven  heb ik nooit gehad. Door de jaren heen had ik wel verschillende relaties. De eerste was met een buurmeisje. Zij was aan heroïne verslaafd. Uiteindelijk gaf dat veel narigheid en problemen. Ze is allang overleden. Daarna had ik een relatie met een overbuurvrouw. Ook zij is niet oud geworden. Mijn voorlaatste vriendin bleek op mijn geld uit te zijn, dus die relatie moest ik afbreken.
Mijn huidige vriendin, een Antilliaanse, ken ik via de botanische tuin. Zij  is een heel stuk jonger dan ik, en dat gaat goed. Haar kinderen wonen nog thuis. We zijn alweer vijf jaar bevriend en we zien elkaar regelmatig.

Ik was één van de eersten die corona opliep. Weinig last van gehad. Na een week kwam de huisarts langs om te informeren hoe het ging. Als het met u net zo goed gaat als met mij, dan heeft u niets te klagen.

Ik heb een opgeruimd karakter en ben heel flexibel. Dat moet ook wel. Als je gaat zitten janken wanneer alles om je heen is weggevallen, schiet het niet op. Het heeft geen zin om te gaan zitten somberen. Uiteindelijk moet je je problemen toch zelf oplossen.

Na school heb ik zes jaar voor de gemeente gewerkt en kreeg toen ook een hoveniersopleiding. Op mijn negentiende hield ik dat voor gezien. Toen ben ik op de avond-tekenschool opgeleid tot plaatbankwerker en was ik lange tijd werkzaam als isolatieplaatwerker.  Mijn vader was radiomonteur. Dat vak heeft hij ook aan mij geleerd, want ik was goed in schema’s lezen. Zodoende ben ik een tijd radio- en tv-monteur geweest, nadat ik door een kennis werd gevraagd om in te vallen als storingsmonteur. Daarnaast was ik ook nog timmerman en metselaar.

Sinds ik rond mijn veertigste een medicijnvergiftiging had, gebruik ik geen medicijnen meer. Dertig jaar had ik last van zware migraine-aanvallen. Binnen zitten is niets voor mij. In de buitendienst ging het veel beter. Ik heb nooit gerookt of gedronken. Sinds ik vegetariër ben, voel ik me zo gezond als het maar kan zijn. Ik mankeer nooit wat.

Na de renovatie in 1987, was dit een schitterende buurt met prachtige woningen. Daarna is er nauwelijks iets aan onderhoud gedaan. Vestia heeft de boel hier opzettelijk laten verpauperen. In 35 jaar tijd is de achterkant zeggen en schrijven één keer geschilderd, de straatkant twee keer en het trappenhuis is een keer opnieuw gedaan, inclusief vernieuwing van het vloerzeil. Als er dingen kapot gaan, repareer of vervang ik dat zelf.
Aan de achterkant heb ik een wijds uitzicht. Op het enorme binnenterrein groeit en bloeit er van alles in moestuintjes, maar het terrein is ook zwaar in verval geraakt. Er is nooit enig toezicht geweest.
Het is eeuwig zonde dat ze die hele buurt hebben laten verhabbezakken. Dat was helemaal niet nodig geweest. Aan mijn woning mankeert niets. Deze woningen kunnen nog jaren mee.

Ik woon in een grandioos huis in een rustige buurt. Mijn huis is goed geïsoleerd, waardoor ik hele lage stookkosten heb. Aan mijn kant van de straat zijn de woningen bij de renovatie luxueuzer opgeknapt. Toen de woningen aan de overkant een jaar later werden aangepakt, moest het goedkoper. De oneven zijde is dit jaar opnieuw ‘cosmetisch’ gerenoveerd. Op het oog lijken dit nu nieuwe woningen, maar schijn bedriegt: op de oorspronkelijke gevels is een laag isolatiemateriaal geplakt, die is afgedekt met een laag steenstrips. Het stelt niet veel voor. De entrees zijn nu voorzien van een glazen pui. Inpandig zijn de woningen nauwelijks vernieuwd. Hier en daar zijn nieuwe keukens geplaatst of nieuwe betegeling in de badkamers. Dat is het wel zo’n beetje.
De woningen aan mijn kant van de straat voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Toch zijn het allemaal precies dezelfde huizen, die in 1921 werden gebouwd. Dat is gek.

© Foto Joke Schot juni 2021

Ik ben altijd omgegaan met mensen in de buurt en ben nog altijd actief in de wijk. Bijna iedereen kent me. Eerst had ik vooral Hollandse kennissen. Na de renovatie kwamen er veel mensen in de straat wonen met een migratie-achtergrond. Die mensen hebben niets met Koninginnedag, maar ik kon prima met ze opschieten en had er leuke buren aan. We waren en bleven allemaal aan elkaar gehecht in deze buurt.
Ik had goed contact met mijn Turkse buren, die 45 jaar naast mij hebben gewoond. Als het nodig was, repareerde ik hun tv. De buurvrouw maakte vaak de heerlijkste hapjes voor mij.

Het mooie aan deze wijk is de samenhang van alle nationaliteiten en dat je wat van elkaar kan leren. Dat zie je ook op de Nelson Mandela school, waar kinderen van alle nationaliteiten zonder ruzie met elkaar spelen. Ik wou dat alle mensen zo waren. Dat ga je toch niet kapot maken, terwijl er al zoveel discriminatie is in de wereld.

De meeste bewoners zijn eruit getreiterd. De advocaat van Vestia zegt natuurlijk dat dat niet waar is. Mijn buurman kwam huilend naar me toe en vertelde dat ze hem zo onder druk hadden gezet, dat hij was gezwicht en er toen maar mee had ingestemd om te verhuizen. Dat had hij nooit moeten doen, want hij stond in zijn recht. Er  waren 17 bewoners die van de rechter niet uit hun huis mochten worden gezet.

Ik ben de allerlaatste oorspronkelijke bewoner. Vestia kent mijn standpunt. Ik werk niet met ze mee. Je zult toch een keer moeten verhuizen, zeggen ze dan. Naar de Zuiderbegraafplaats ja, maar daar wacht ik nog een paar jaartjes mee, als je het niet erg vindt.

===== ===== ===== ===== =====

Lees ook Uitspraak hoger beroep Vestia genadeklap voor de Tweebosbuurt over de rechtszaak die door Vestia werd aangespannen tegen Gerard Bijlsma

===== ===== ===== ===== =====

Ik ben nu zo’n 34 jaar vrijwilliger. Mijn leven is er mee verbonden, kun je wel zeggen. Vanaf 1987 werk ik in de Botanische tuin Afrikaanderwijk, waar ik de plantjes zaai, verspeen en opkweek. Omdat de tuinman was overleden zou ik een paar daagjes komen helpen, maar ik zit er nog steeds. Deze mooie tuin is een rustpunt voor de vele bezoekers. Je hoort hier niets van het verkeer en waant je in de natuur.
Sinds vorig jaar doe ik mee met Stadstrainers. Toen was het thema contact tussen ouderen en jongeren. Ik liep met schoolkinderen door de buurt en vertelde verhalen over vroeger. Dit jaar worden de ouwetjes onder elkaar, in beeld gebracht. We gaan met een tablet op stap om foto’s te maken en daar worden later teksten bij gemaakt.
Toen ik 25 jaar bij de gemeente in dienst was als vrijwilliger, ontving ik uit handen van burgemeester Aboutaleb een Erasmusspeld voor trouwe dienst.

Ik ben heel erg praktisch ingesteld en koop bijna nooit nieuwe spullen. Dat hoeft ook niet. Meestal krijg ik wat ik nodig heb, of ik vind het afgedankt op straat. De meeste kapotte spullen kan ik zelf repareren. Soms maak ik zelf wat ik nodig heb. Aan kinderen maken ben ik nooit begonnen. Veel stiefkinderen heb ik wel.

Ik ben volledig aan deze wijk gebonden en bewaar dus positieve en negatieve herinneringen aan mijn buurt. Ik ben nog 100% gezond en wil tot de laatste snik in de botanische tuin blijven werken. Tot de heer mij tot zich neemt, bij wijze van spreken, maar daar heb ik geen haast mee. Ik zie nog voldoende perspectief.

© Roland Huguenin december 2021

 

© Foto Joke Schot juni 2021

Mustapha: “De Tweebosbuurt is mijn leerboek”

© Foto Joke Schot juni 2021

In de serie ‘Wonen in blessuretijd – verhalen van Rotterdammers’ vertellen bewoners over hun persoonlijke wooncrisis. Deze keer Mustapha Eaisaouiyen (46) uit de tweebosbuurt.

Ik ben geboren in Marokko. In 1975 verhuisde ik op eenjarige leeftijd met mijn ouders naar Nederland. We kwamen terecht in de Hillestraat in Rotterdam. In het kader van de stadsvernieuwing werd ons huis daar onder handen genomen en zaten we tijdelijk in een woning aan de Brede Hilledijk. Daarna konden we terugkeren naar onze opgeknapte woning, waar ik tot mijn achttiende jaar verbleef. Toen verhuisden mijn ouders naar de Mondriaanflat in de Kaapstraat, waar ik nog een aantal jaren bij hen heb gewoond. Daarna woonde ik nog enkele jaren bij mijn zus in de Transvaalstraat en later zelfstandig in datzelfde huis. Vervolgens ging ik samenwonen op de Brede Hilledijk. In 2000 kochten we een nieuwbouwwoning op Katendrecht, helemaal achterin, vlak bij het water, die in 2002 werd opgeleverd. Na de scheiding moesten wij de woning verkopen. Voordat ik mijn huidige woning betrok, heb ik nog een tijdje bij mijn zus ingewoond.

Een groot deel van mijn leven heb ik in de Afrikaanderwijk gewoond. Het was hier vroeger veel gezelliger. Ik had echt een mooie jeugd. Veel van mijn vrienden zijn vertrokken, maar ik wil hier toch niet weg.

Ik kende de oude buurten hier. Er is heel veel veranderd. De echte Kapenezen zijn al jaren geleden weggebonjourd. De Afrikaanderwijk is al grotendeels getransformeerd. Nu wordt ook de Transvaalwijk aangepakt. Ramen en deuren worden dichtgezet met ijzeren platen.
De duurste woning van heel Nederland komt straks op de grens van Katendrecht en de Afrikaanderwijk te staan. Als je dat twintig, dertig jaar geleden had voorspeld, hadden ze je voor gek verklaard. Op Katendrecht wilde je nog niet dood worden gevonden. Dat is nu getransformeerd tot een zogenaamde succeswijk. Succes voor wie?

Toen ik zelf op Katendrecht woonde was de gezelligheid verdwenen. Van de authentieke sfeer was niets meer over. Ik kende sommige buren en daar bleef het bij. Vroeger kocht je gewoon een broodje kaas. Dat is vervangen door een bagel belegd met geitenkaas, wat snippertjes rucola, vage brokjes walnoot en een druppel honing à 7,50 euro. Dat is het verschil.

Ik kom uit een gezin met acht kinderen. Mijn twee oudste zussen waren al getrouwd en zijn in Marokko gebleven. De overige zes kinderen zijn in Nederland opgegroeid. Twee oudere zussen wonen al lange tijd in Groningen. Een broer woont in Boskoop, een zus woont achter de Laan op Zuid en een broer woont hier vlakbij in de Afrikaanderwijk.

In Marokko was mijn vader smid. Lichamelijk zwaar belastend werk. Hij is als arbeidsmigrant naar Nederland gegaan. Al vrij jong had hij problemen met zijn rug, waardoor hij werd afgekeurd en in de WAO belande. In 2004 is mijn vader overleden.

Vanaf mijn achtste jaar werkte ik op zaterdag en zondag van negen tot vijf in een cafeetje op de hoek van de Hillestraat en de Brede Hilledijk. Dat was een pension met café-restaurant. Dat heb ik vier jaar gedaan. Daarna heb ik op de markt gewerkt en ik was ook nog krantenbezorger. Natuurlijk deed ik ook gewoon mijn schoolopleiding. Na het V.W.O. begon ik met een studie aan de Erasmusuniversiteit. Dat liep niet goed omdat ik de juiste voorbereiding miste. Ik ben toen overgestapt naar de hogeschool voor economische studies, waar ik commerciële economie heb gestudeerd.

Na de studie ben ik als accountmanager bij een bank gaan werken. Daar was ik belast met personal banking, dat wil zeggen advisering van vermogende klanten over allerlei financiële producten. In de tien jaar dat ik daar was, heb ik veel geleerd. Gelijktijdig was ik ook eigenaar van viszaak Moby Dick in de Paul Krugerstraat. In 2002 raakte ik betrokken bij de plannen van mijn compagnon. We namen een bestaande shoarmazaak over. In de zomer gingen we enkele maanden dicht om de zaak te verbouwden. Enkele maanden later stopte mijn compagnon er mee.

Omdat ik flink had geïnvesteerd, zette ik door. Ik moest keihard werken. Die situatie zette mijn relatie onder druk. Dat was geen fijne periode voor ons. Van het opgroeien van mijn kinderen heb ik het nodige gemist.

Na de scheiding ben ik in januari 2018 op de Hilledijk in de Tweebosbuurt gaan wonen. Voor mij zat er een oude dame in deze woning. Zij was de eerste bewoonster en is hier gebleven tot ze overleed. Ik woon hier zeer naar mijn zin. Deze woning is in 1982 opgeleverd. Ik heb een ruime woonkamer en twee slaapkamers. Gezien mijn huidige gezinssamenstelling is de woning helaas te klein. Ik heb drie dochters. De jongste en de oudste pendelen op en neer en de middelste woont permanent hier.  Als ze alle drie hier zijn, slapen er twee in de woonkamer.

Ik ben in deze buurt gaan wonen om mantelzorg aan mijn moeder te kunnen geven. Zij woonde in de Christiaan de Wetstraat. Ik had dus de intentie om hier lange tijd te gaan wonen. Ik heb het hele huis grondig opgeknapt. Alle kozijnen, deuren, ramen, wanden en vloeren zijn opnieuw bekleed. Ik heb intensief voor mijn moeder gezorgd. De laatste jaren dementeerde ze. Eind vorig jaar is ze overleden.

Ik ben geboren in Beni Sidel, een kustdorp in het noorden van Marokko. Uiteraard heb ik geen herinneringen aan die korte periode. Inderdaad, burgemeester Aboutaleb is geboren in hetzelfde dorp als ik, maar dat schept geen band. Hij heeft mij enorm teleurgesteld. Pas toen de problemen in de Tweebosbuurt al twee jaar speelden liet hij zijn gezicht een keer zien in deze buurt. Rijkelijk laat. Ik heb mijn teleurstelling daarover aan hem duidelijk gemaakt, omdat hij er prat op gaat dat hij wekelijks een dag doorbrengt in Carnisse. Hij voelde zich beledigd door die constatering. In niet mis te verstane bewoordingen liet ik hem weten dat hij zaken niet moet omdraaien en niet het recht heeft om zich beledigd te voelen. Die ontmoeting heeft een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. Ik sta volledig in mijn recht, want zo ga je niet met mensen om.

Aboutaleb is een trotse man en zal zich niet snel laten beïnvloeden. Samen met meneer Kurvers houdt hij vier handen op één buik. Triest. Aboutaleb is voorzitter van het bestuur van het NPRZ. Uitgangspunt in het programma is dat de huidige bewoners centraal staan. In de Tweebosbuurt is dat duidelijk niet het geval. Je zou mogen verwachten van een burgemeester, wanneer die ziet dat genomen besluiten zijn stad voor een bepaalde groep mensen in een moeras veranderen en daar vervolgens op wordt aangesproken, daartegen in het geweer komt. Hij zou tegen zijn wethouder kunnen zeggen dat een koers uit 2016 die totaal niet meer past bij de situatie in 2021, moet worden verlegd. Zitten we nog wel op de goede weg, is het niet eens tijd voor kritische reflectie? Steevast luidt zijn antwoord nee, want hij staat boven de partijen, moet leiding geven aan het politieke proces en wat is vastgelegd in de Woonvisie moet worden uitgevoerd.

De weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen.

De sloop van de Tweebosbuurt is begonnen met de vermindering van de verhuurdersheffing. Vestia zag in dat sloop flink wat geld zou gaan opleveren. In feite heeft minister Ollongren alles voor ons verpest. Als dat niet was gebeurd, zou deze buurt uiteindelijk misschien toch wel weer eens zijn opgeknapt, na vijfendertig jaar.

Die prikkel heeft een domino-effect teweeg gebracht waardoor het hele sociale proces is overgeslagen. Alle aandacht was nodig voor het financiële proces. Vestia diende een sloopaanvraag in en moest het college om goedkeuring vragen. Tijd voor de bewoners was er niet. Die informeren we later wel. In een deugdelijk proces begint bij het begin en vervolgens ga je met elkaar in gesprek. Nu was er al een sociaal plan opgesteld voordat de bewoners ook maar over iets waren geïnformeerd. Er was totaal geen inspraak mogelijk en bewoners werden van begin af aan geconfronteerd met een intimiderend proces.

Vestia had drie jaar de tijd voor de sloop. Die termijn zou aflopen op 1 juli van dit jaar, maar door corona hebben woningcorporaties van de regering een jaar extra gekregen om te mogen slopen. Ook de herbouw mag een jaar langer duren.

De huurdersraad van Vestia gaf aan dat er eerst moest worden gebouwd en daarna pas gesloopt. De terreinen waarop nu Parkstad en de Leeuwenkuil worden ontwikkeld liggen al vele jaren braak. Daar had men kunnen beginnen met nieuwbouw van sociale woningen. Maar dat was niet de bedoeling. Er is ingezet op upgrading en men wilde juist af van de grote voorraad sociale woningen. Doel is om de bevolkingssamenstelling te veranderen. Er komen hier 101 woningen in het hoger huursegment (vanaf 1200 euro per maand) en 143 koopwoningen in het topsegment. Nieuwe sociale (huur)woningen zijn weggemoffeld in de marge.

In de nieuwbouwprojecten tegenover mij,  worden kleine woningen met een vloeroppervlak van zo’n 50 m2, die rond de drie ton moeten gaan opbrengen, betaalbaar genoemd. De duurste woningen liggen rond de anderhalf miljoen.

De markt heeft maar één doel: winstmaximalisatie. Dus als je wonen aan de markt overlaat heeft dat tot gevolg dat de huren omhoog gaan en dat onderhoud tot het minimum wordt beperkt. Een simpele economische wetmatigheid. De markt doet precies wat je mag verwachten. Daarom zeg ik dat woningen geen verdienmodel mogen zijn. Wonen is een primaire levensbehoefte.

De bewoners zijn gedwongen tot uitverhuizen. De ervaring leert dat maar maximaal 20 procent van de zittende bewoners met terugkeergarantie, ook daadwerkelijk terugkeert. Bij de tweede verhuizing krijg je 500 euro vergoeding. Daar kun je een verhuizing niet van bekostigen en de meest sociale huurders beschikken niet over voldoende middelen om reserves te kunnen opbouwen.

De exorbitante stijging van de grondprijzen veroorzaakt de grote problemen. De gemeente kan goed verdienen wanneer grond voor hoge prijzen kan worden verkocht aan kapitaalkrachtige ontwikkelaars. Ook de WOZ-waarde van de nieuwe huizen gaat veel meer opleveren.

De essentie van dit alles is hoe we gemeenschapsgelden willen inzetten. De gemeente is een bestuursorgaan, maar als burgers zijn ‘wij’ ook de gemeente en daar zien we te weinig van terug. Er kunnen aanzienlijke winsten worden geboekt, wanneer we constructies zouden aanpakken die belastingontwijking stimuleren. Dan speel je vele miljarden vrij die de bevolking toekomen, waarmee je in een klap grote problemen kunt oplossen, zoals het lerarentekort, te grote klassen en te weinig hoogwaardig zorgpersoneel. Als we die zaken aanpakken, geeft dat ook een gelijkere verdeling van inkomens en vermogen. Dat willen we niet, daar kiezen we niet voor.

We zijn geïndoctrineerd door de gedachte dat corruptie normaal is. Gelukkig zijn er altijd nog wel ‘excentriekelingen. Die worden weggezet als gekken, maar hebben het wel bij het rechte eind als ze moord en brand roepen. “Jongens, jullie worden besodemieterd, word eens wakker!” Dat gebeurde hier op 19 april in de Tweebosbuurt. “Word wakker Rotterdam, vandaag wij, morgen jullie!” Nog veel meer mensen zijn straks aan de beurt. Ook wij proberen een signaal af te geven door te zeggen: word wakker, je wordt bestolen.

Intussen is de samenleving gepolariseerd. Iedereen kan zien dat veel zaken minder goed zijn geregeld dan vroeger. Toen was er bijvoorbeeld geen leenstelsel, maar studiefinanciering en kon je makkelijker aan een woning komen. Nu wordt er gezegd: jouw slechte sociaal economische positie wordt veroorzaakt door statushouders, arbeidersmigranten, moslims, vluchtelingen en asielzoekers. Voor politieke partijen is het lastig om te moeten uitleggen dat  het belastingsysteem corrupt is, dat marktwerking in het woningbeleid niet werkt voor de massa en dat we worden gegeseld door falend beleid.

Het is niet uit te leggen dat jij of jouw kinderen geen huis kunnen vinden. Het is veel eenvoudiger om te zeggen dat de schuld ligt bij ongewenste mensen die de samenleving belemmeren, dan te moet verantwoorden dat de eigen woning in box 1 zit en dat hypotheekrenteaftrek en het eigen woning forfait vooral is bedoeld als een constructie waarvan vooral de rijken profiteren.

Populistische partijen begonnen bij Janmaat. Bijna schattig als je daar nu op terugkijkt. Maar aan wie ligt het nu, dat mensen massaal op die partijen stemmen. Dat ligt toch bij de samenleving, daar zijn we allemaal medeverantwoordelijk voor. De conservatieve partijen spinnen garen bij de verdeeldheid op links en de opmars van populistisch rechts. De grote buit is voor hun.

In Nederland wordt getolereerd dat het onderwijs ondermaats is. We tolereren dat het minimum loon en de uitkeringen nog steeds zo laag zijn dat mensen in armoede moeten leven, dus we tolereren dat er geen koppelingen zijn gemaakt met de gangbare loonontwikkelingen in Nederland en tolereren op de koop toe dat het arbeidersvolk wordt uitgemolken. Daar liggen de feitelijke oorzaken. Armoede is beleid. Asielzoekers hebben daar niets mee te maken.

Veel mensen achter de politieke partijen gaan voor het persoonlijk gewin. Ik wil aan de macht blijven en invloed kunnen uitoefenen. Als bijvoorbeeld meneer Wilders premier zou worden, zouden we moeten leven in een opgehitste angstcultuur. Maar even los gezien van zijn persoon, denk ik dat veel mensen hun geloof in de democratie hebben opgezegd. Een aanzienlijk deel van de bevolking stemt niet meer, zeker gezien op gemeenteraadsniveau in Rotterdam. We worden hier geregeerd door een kleine minderheid.

De VVD heeft het bezit van een eigen woning centraal gesteld, want dat is een van de laatste  manieren waarop je nog een beetje eigen vermogen kunt opbouwen. Daar haakt de gewone man op aan en dat stimuleert het misplaatste conservatisme: behouden wat je hebt en niet willen delen. Gemeenschapszin ontbreekt. Feitelijk is de VVD natuurlijk een ondernemerspartij, gericht op de grote kapitalisten.

Er zijn vele factoren die de problemen van nu zo gecompliceerd en ongrijpbaar maken. Wat vooral zorgen baart is dat kinderen niet worden opgeleid tot kritische denkers, waardoor commerciële manipulatie en gebrek aan goede informatie hen kwetsbaar maken. Dat is één van de grootste mankementen van ons onderwijssysteem. Tegen mijn eigen kinderen zeg ik altijd dat ze niet klakkeloos moeten aannemen wat ik zeg omdat ik hun vader ben, maar dat ze altijd op onderzoek moeten uitgaan. Klopt het wel wat hij zegt, klopt het wel wat docenten beweren. Wees een luis in de pels. Dan ben je een kritische denker. Daar worden we allemaal beter van.

Door het politieke systeem niet goed genoeg worden bevonden en een buurt rucksichtslos slopen omdat de mensen die minder verdienen dan anderen niet meer goed genoeg worden bevonden voor die buurt. Dat is verwerpelijke bevolkingspolitiek. Een kwalijke tendens. Mensen worden hier gediscrimineerd op basis van hun inkomen. Ik schreeuw het van de daken, maar niemand luistert.

Volgens het Handelingsperspectief Afrikaanderwijk van het NPRZ, wordt het negatieve beeld van de Afrikaanderwijk bepaald door drukte, parkeerproblematiek en allochtonen. Allochtonen vormen een negatieve associatie. Ik ben een negatieve associatie. Vestia gebruikt dat als argument richting het gerechtshof, om aan te tonen dat de wijk slecht is, en niemand wil inzien dat er sprake is van discriminatie. Men neemt het van elkaar over alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Krankjorum. Ooit komen ze tot inkeer, maar dan is het te laat.

Soms moest ik huilen als ik documenten doorlas. Lees ik het wel goed, staat hier echt wat ik lees. Over de bezwaarprocedure om de vogelnesten te beschermen, door ons gevoerd in het kader van de wet natuurbescherming, staat in de notitie van de landsadvocaat daarover, dat Parkstad alleen een succes kan worden als de Tweebosbuurt wordt gesloopt. Wij staan dat succes in de weg. Dan kook je van woede. Hoe durf je het op te schrijven.

De landsadvocaat is ingeschakeld door de gemeente. Die mensen kosten tussen de 500 en 750 euro per uur. Eén van de oud-partners is beschuldigd van zelfverrijking en adviseert om ons hier weg te sturen zodat Parkstad succes kan oogsten. Pas een beetje zelfreflectie toe. Zulke bizarre tarieven rekenen, ten laste van de gemeenschap.

Natuurlijk word je boos. Ik ben een jaar lang boos geweest. Ik kon een jaar lang niet slapen. Ik ging met boosheid naar bed en ik stond boos op. Ik kreeg nachtmerries. Iedere nacht droomde ik over Vestia. Dag en nacht boos zijn is niet gezond hoor. Dat hou je niet vol. Gelukkig is dat nu minder geworden.

Soms zat ik 18, 19 uur per dag achter mijn laptop, in de weer met volkshuisvesting. Ik hielp onze advocaat met het schrijven van antwoorden op de memorie van grieven van Vestia. De sociale advocaat kan al die documenten niet doorspitten. Dat kost te veel tijd, gezien de vergoeding die hij krijgt per cliënt. De sociale advocatuur wordt afgeknepen. Om goed te zijn voorbereid op onze zaak, moesten we zelf ook wat leveren. Daar zijn veel uren in gaan zitten. Ik had totaal geen verstand van volkshuisvesting. Die kennis moet je eigen maken. Het begon met googelen en vervolgens onderzoek doen door het lezen van rapporten, stukken en artikelen, uitspraken van de minister volgen, wat hebben de gemeente, Vestia in het verleden gezegd, wat is daar van vastgelegd, wat beoogt het NPRZ, wat doet het waarborgfonds, waar staat Aedes voor.

Ik heb nu een uitkering, maar wil weer aan de slag. In de afgelopen vijftien maanden heb ik wel wat geleerd. Die kennis breng ik in praktijk door buurtgenoten te helpen. Dat doe ik graag. Ik begeleid nu zo’n twaalf mensen uit deze buurt, door voor ze te schrijven, te begeleiden in gesprekken met Vestia en mee te gaan naar rechtszaken. Het is mooi als ik me ook kan inzetten voor andere buurten. Ik weet hoe je een bewonerscommissie kan optuigen, waar je wel of niet over mag praten, hoe de wet in elkaar steekt. Uit andere buurten word ik al benaderd met vragen over herstructurering en renovatieprojecten. Ik adviseer die mensen om te voorkomen dat woningcorporaties over ze heenlopen. Het zou mooi zijn als ik daar een boterham mee kan maken.

Ik kan de woningcorporatie zo uitleggen hoe je een wijk kunt herstructureren zonder het eigen gelijk bij de rechter te moeten afdwingen. We gaan slopen, we gaan iedereen dagvaarden en we gaan iedereen bang maken. Dan creëer je dwangmiddelen waarmee je al heel wat bewoners kunt afschudden. Sommige woningcorporaties kiezen doelbewust voor deze tactiek. Het gebeurt op onze manier en als je het daar niet mee eens bent vechten we het wel uit bij de rechter.

Van respect voor zittende bewoners, hun sociaalmaatschappelijke kaders en de cultuurhistorische waarden van hun buurt, komt weinig terecht op het moment dat het rijk 27 miljoen euro aan de woningcorporatie geeft en daarmee stimuleert om te gaan slopen. Verwacht dan geen respect. Dat komt met name omdat Vestia technisch failliet is en elk miljoen dat binnenkomt goed kan gebruiken in haar overlevingsstrategie. Dit was nooit gebeurd als ze nu een sterke organisatie met een gezonde financiële basis zou zijn. Huurders worden gebruikt als doekje voor het bloeden.

Binnen de taken van de Autoriteit Woningcorporatie, de toezichthouder, valt ‘corporate governance’. Dat houdt verband met hoe besluiten tot stand komen. Zij moeten inzien dat het toezicht in het verleden beter was geregeld, omdat die meer was geënt op de positie van de huurders. Tegenwoordig  is dat minder omdat wordt verwacht dat alles met de overlegwet wel goed geregeld is. Die overlegwet is een papieren tijger. Je mag advies uitbrengen over bepaalde zaken. Dat heeft veel te maken met onze kijk op de samenleving. Als je daar niets in bijstelt, verbetert er niets aan de positie van burgers.

Dat is nu wel duidelijk geworden bij de meeste politieke partijen. Bewoners in Wielewaal, Tweebosbuurt en Patrimonium’s hof hadden veel meer inspraak moeten krijgen. Nu tijgen bewoners keer op keer naar de rechter. Dat is toch niet de manier waarop je met bewoners wilt omgaan. Het zijn jouw huurders, jouw kinderen. die drijf je toch niet naar de rechtbank.

Gelukkig zie je wel een kentering ontstaan. Natuurlijk moeten we dat eerst zien en dan geloven. Na de formatiebesprekingen, gemeenteraadsverkiezingen weten we pas echt of men daar werk van gaat maken, want anders zijn dat loze beloften geweest. Ze krijgen een nieuwe kans. We hebben ook geen andere keuze. Laat ze het maar waarmaken.

Sloop is een maatschappelijke casus van hoe het niet moet. Hier kun je echt veel van leren, als je wilt. De Tweebosbuurt is mijn leerboek.

© Roland Huguenin juni 2021

Arthur (58): “Vrijplaatsen zijn nodig!”

In de serie ‘Wonen in blessuretijd – verhalen van Rotterdammers’ interviewen we bewoners over hun persoonlijke wooncrisis. Deze keer het verhaal van Arthur op het Quarantaineterrein, Heijplaat.

(Foto: Fleur Bergman)

“Kennissen vroegen me een jaar of tweeëntwintig geleden of ik bij hun vereniging wilde, omdat hier een ruimte vrijkwam. Ik woonde toen in onderhuur in een kleine ruimte in een rothuis dus alles was beter, ook als het met de onzekerheid van het krakersbestaan kwam. Daar was ik al vertrouwd mee. Om als student met net genoeg geld voor de trein naar het conservatorium het ouderlijk huis te kunnen verlaten, kraakte ik een pand in Noord. Veel panden waren voor het uitkiezen. Ik koos voor een pand dicht bij mijn vrienden. Dat waren andere tijden. Jonge mensen nu betalen zich blauw voor een paar vierkante meter. Waarom gaan jongeren de straat niet op?” 

“Goed voorbereid verscheen ik voor de ballotagecommissie. Met mijn organisatorische en artistieke kwaliteiten versloeg ik de twee andere kandidaten glansrijk. De bewoners hadden een initiatiefplan voor het Quarantaineterrein en ik hielp graag mee aan een poging dat uit te voeren. Vijftien à twintig jaar lang wilden wij een woon- en kunstbestemming. Ondanks dat het al lang werd bewoond, kreeg het terrein die bestemming niet officieel. In al het getouwtrek rondom het bestemmingsplan voor Heijplaat bood de Leegstandwet ons een kans. Die gaat uit van het feitelijke gebruik. We waren helaas niet opgewassen tegen Havenbedrijf Rotterdam dat het terrein sinds 2004 pacht. Het havenbedrijf wilde bewoning niet als bestemming en wethouders hadden geen belang bij wat anders willen. Die zien enkel belangen voor hun partij en zichzelf. Iedere vier jaar weer andere prestigeprojecten.” 

“De woonsituatie kwam met wat ongemakken. Hoewel we in verschillende gebouwen afzonderlijke huishoudens voerden, ziekte het havenbedrijf ons door onze verschillende adressen in de basisadministratie te veranderen in maar één adres. Zo financieel op één hoop gegooid zijn, gaf soms gedonder met instanties als een van ons een schuld had. Tegelijkertijd stond dit terrein in folders van het bedrijf als artistieke broedplaats en lag drie ton die de gemeente voor ons initiatiefplan had vrijgemaakt in zijn kas weg te rotten. Sinds 2014 hebben we een contract om niet voor tien jaar, ieder met een eigen adres. Hier komt geen vrijplaats voor kunstenaars.” 

“Ik vertel vrienden dat ik over drie jaar weg moet. Soms word ik in die gesprekken op alternatieve woonideeën gebracht. Ik kan niet in een rijtjeshuis wonen. Een gewone woning huren, heb ik nog gedaan nadat mijn woning in Noord werd gesloopt tot ik uit mijn tweede daaropvolgende woning moest vertrekken wegens renovatie, maar dat is niks voor mij. Ik heb veel ruimte nodig voor al mijn apparatuur en moet ook ‘s nachts muziek kunnen maken. Belangrijker dan een thuis is voor mij een werkplek. Ik leef voor mijn werk tot aan mijn dood. Als ik een weiland kan kopen waarop ik een loods mag zetten, dan doe ik dat. Dan zet ik in die loods een caravan. Coöperatief beheer van een bedrijfspand heeft ook mijn interesse. Helaas heeft Nederland te veel regels. Met alle controle en bureaucratie is hier maar heel weinig mogelijk.” 

“In de jaren tachtig wilde ik met een paar vrienden een voormalige rockabillyclub in gebruik nemen. We belden Stichting Kunstaccomodatie Rotterdam (SKAR) met de vraag of zij het pand wilde beheren en maakten een afspraak met de directeur. Lang stonden we voor de club te wachten, vroeg in de ochtend in de kou na een nacht werken. Toen we uiteindelijk de directeur belden, vernamen we dat hij de afspraak niet nakwam, omdat hij geen interesse had in het pand. Vanwege die slechte behandeling kreeg ik voorrang voor een atelier ondanks dat het eigenlijk niet voor muzikanten was bedoeld. Fatsoenlijk was de manier waarop SKAR mij een werkruimte bood dus niet. Ondertussen is de stichting helemaal niet meer wat ze moet zijn. Ze is druk met eigen projectjes ontwikkelen in plaats van zich echt voor kunstenaars inzetten. SKAR lijkt een projectontwikkelaar te zijn geworden. En kunstenaars gaan de stad uit.” 

“Omdat mijn zakelijke contacten momenteel vooral in Rotterdam zijn, blijf ik graag in de buurt. Wat mij betreft is veel mogelijk, maar de stad biedt met veel regels weinig mogelijkheden om mensen zelf te laten ondernemen. Ondertussen wil de gemeente rijke mensen aantrekken. De beste manier om dat te doen, is juist met een levendige creative industry. Vrijplaatsen zijn nodig! Een wethouder voor Cultuur zou niet alleen wat subsidie over wat culturele instellingen moeten verdelen, maar zich in de breedte voor kunst moeten inzetten. Dat betekent ook zorgen voor huisvesting voor kunstenaars. De politiek moet anders. Die van onderen aanpakken, begint met het thema ‘wonen’. Dat gaat iedereen aan en is dus het onderwerp om iedereen te verenigen. Zo kunnen we winnen van machtige partijen als zorgverzekeraars en een havenbedrijf. Daarom ben ik blij dat Recht op de stad nu bestaat.” 

Claudia: “Zo ga je niet met mensen om”

© foto Joke Schot mei 2021

In de serie ‘Wonen in blessuretijd – verhalen van Rotterdammers’ vertellen bewoners over hun persoonlijke wooncrisis. Deze keer Claudia (38) uit de Rakstraat in Nieuw-Crooswijk.

Claudia is belast met een chronische aandoening. Tot overmaat van ramp had ze twee jaar geleden een zwaar auto-ongeluk waardoor ze blijvend invalide raakte. Vanaf dat moment nam haar leven een ingrijpende wending. Uitval in haar benen maakt staan en lopen op sommige dagen onmogelijk.

Claudia moet accepteren dat er beperkingen zijn ontstaan, waardoor ze blijvend is aangewezen op hulpmiddelen en intensieve thuiszorg. Haar benen moeten dagelijks worden gezwachteld, zodat pijnlijke zwellingen controleerbaar blijven. De laatste twee jaar is het lastig voor haar om naar buiten te gaan. Noodgedwongen speelt een groot deel van haar bestaan zich af in haar woning.

De woning van Claudia is aangepast voor ADL (algemene dagelijkse levensverrichtingen). Haar woonkamer is zodanig ingericht dat er ruimte is om met een rolstoel te kunnen manoeuvreren. Langs een wand staan flinke stapels dozen. Een voorraad medische materialen en medicijnen waar Claudia een maand mee toe kan. Ook staat er een behandeltafel voor fysiotherapie.

Claudia moet nog leren om zich naar haar afhankelijk te schikken, maar haar gemoed bruist van levenslust. Ze is niet van plan om zich te laten wegstoppen in een senioren- of bejaardencomplex omdat de zorgvoorzieningen die ze nodig heeft daar al standaard aanwezig zijn.

In maart is woningcorporatie Woonstad begonnen met groot onderhoud. De woning van Claudia is volledig aan het oog onttrokken door bouwsteigers die zijn afgeschermd met wit doek. Voor de steiger staan gestapelde containers. Vanuit de woonkamer op de eerste etage, blijft het zicht beperkt tot een witte waas. Alleen het gedempte daglicht schept nog een band met buiten. Omdat bouwvakkers de hele dag rakelings langs de ramen lopen, houd ze de lamellen gesloten. In het bestaan van Claudia is het bijzaak.

Er hangt Claudia een kort geding boven het hoofd. Ter voorbereiding van de zitting ontving ze een dagvaarding van 255 pagina’s, die een gedetailleerd relaas van belastende feiten bevat. Per 1 april had ze haar woning moeten verlaten omdat Woonstad dringend eigen gebruik claimt. Op 21 mei verneemt ze van de kantonrechter of ze in haar woning kan blijven totdat haar een aanvaardbaar aanbod voor overplaatsing wordt gedaan, of wordt gedwongen om een woning te accepteren die niet voldoet aan de voor haar geldende Wmo-normen. Een situatie die haar bijna radeloos maakt.

De toewijzing van miva-woningen (mindervalide woningen waarin aanpassingen zijn aangebracht voor zorgbehoevenden) verloopt in Rotterdam volgens een moeilijk te doorgronden systematiek. In het geval van Claudia treedt woningcorporatie Woonstad in de rol van zorgbemiddelaar en lijkt daarmee een positie bovenaan de keten te nemen. Claudia is een speelbal van bureaucratische willekeur en kan niet rekenen op een adequate bemiddeling in haar zorgbehoefte.
Waar ligt in de gemeente Rotterdam de regie inzake toewijzing op grond van de voorschriften van de Wmo  (Wet maatschappelijke ondersteuning) en wie houdt toezicht op de naleving daarvan?
CU/SGP, GL en SP hebben de gemeenteraad om opheldering gevraagd.

Naast de krenkende bejegening die Claudia krijgt, ondervindt zij aan den lijve dat vrijkomende aangepaste woningen veelal worden opgeschaald naar de vrije sector. Deze woningen worden onbetaalbaar voor mensen die zijn aangewezen op sociale huur. Opschaling is kennelijk lucratief voor woningcorporaties en ook in dit speciale segment een manier om de verhuurdersheffing te ontwijken. Gaan vastgoedbelangen en winst voor het belang van goede betaalbare huisvesting voor chronisch zieken en zorgbehoevenden?

Ik ben opgegroeid in West. Na mijn jeugd had ik het daar gezien. Ik kreeg werk in Crooswijk en raakte verknocht aan de fijne sfeer in deze volkswijk. Het was destijds een bewuste keuze om hier te gaan wonen. Met veel plezier woon ik nu bijna twintig jaar in dit huis. In Crooswijk wil ik oud worden.

Voor het ongeluk was ik volledig zelfstandig. Soms had ik pijn en kostte het meer moeite om dingen te doen, maar ik was niet beperkt of hulpbehoevend. Een verschil van dag en nacht vergeleken met mijn huidige situatie. In dit huis zou ik me goed kunnen handhaven als ik een traplift zou hebben. Een voorziening waar veelvuldig gebruik van wordt gemaakt. Via de Wmo zou ik er één krijgen. Op voorwaarde dat ik er minstens 10 jaar gebruik van zou gaan maken. Omdat ik op korte termijn moet uitverhuizen is de toekenning niet verleend.

In 2017 was er een enorme lekkage waardoor mijn hele woning blank stond. Het dak werd verschillende keren opgelapt en is uiteindelijk volledig vernieuwd. Bijna een jaar lang moest ik in een ‘bouwplaats’ leven, in een huis zonder dak en ramen. Er was een moment waarop de binnentemperatuur ’s nachts daalde tot -13.
Na de eerste lekkage keerde mijn verzekering een schadevergoeding uit. Daarna niet meer. Er ontstonden nieuwe waterschades en ook als gevolg van de bouw ontstond er schade. In die periode stootte ik een teen aan bouwmateriaal en liep ik een verwonding op waar ik anderhalf jaar last van hield. Ik heb een eigen bedrijf. Omdat ik thuis werk, leed ik een aanzienlijke inkomstenderving.
Ik heb Woonstad aansprakelijk gesteld voor deze schades, maar zij zien geen grond voor aansprakelijkheid en willen op geen enkele manier meewerken aan vergoeding. Na acht maanden heb ik een advocaat in de arm genomen. De schadeclaim loopt nog.

In 2019 vernam ik van Woonstad dat het complex van 13 woningen, waar die van mij toe behoort, zou worden gerenoveerd. Mijn woning wordt opgeschaald naar de vrije sector. Daar leg ik me bij neer op voorwaarde dat mijn schadeclaim wordt afgehandeld en dat ik een andere woning krijg toegewezen die voldoet aan de criteria die van toepassing zijn op mijn beperking. Helaas ziet Woonstad zich niet gebonden aan de geldende Wmo-criteria. Zij willen zelf bepalen wat ze mij aanbieden.

Mijn beperking is absoluut niet uniek, maar gezien de enorme druk op de woningmarkt en het gebrek aan coördinatie, lijkt het onmogelijk om een geschikte woning voor mij te vinden. Alle zeventien woningen die mij tot nu toe werden aangeboden door Woonstad, voldeden niet aan de Wmo-criteria die gelden voor mijn beperking en zijn om die reden afgekeurd. Dat heeft niets met bureaucratie te maken. Het is een gebrek aan inzicht en inlevingsvermogen. Je zou ook onwil kunnen zeggen. Dat neemt vreemde vormen aan, want Woonstad dwingt mij om woningen te gaan bezichtigen waarvan ik op voorhand weet dat ze niet geschikt zijn. Herhaaldelijk ben ik door mijn advocaat en een Wmo-adviseur naar binnen gedragen. Ik ben ook in woningen geweest waar ik onmogelijk met mijn rolstoel kon manoeuvreren.

Een badkamer met een oppervlakte van 3,7 vierkante meter is toch ruim genoeg, werd mij gezegd. Waarom zet je de wasdroger niet op de wasmachine. Dat scheelt weer een vierkante meter en vergemakkelijkt het zoeken. Woonstad erkent de Wmo-indicatie niet. Zij willen dat ik een medische urgentie overleg (naast de stadsurgentie die ik heb) en eisen een medische keuring bij de GGD. Mijn huisarts gaat daar niet in mee.
De medische keuring moet onder andere antwoord geven op de vragen: kan de rolstoel (die speciaal voor mij op maat is gemaakt) kleiner; moet je in elke kamer een draaicirkel van 1,5 meter kunnen maken; waarom is er een indicatie fysio aan huis en waarom is daar medische apparatuur voor nodig?

De corporatie eigent zich het recht toe om de deskundigheid van onafhankelijke partijen te beïnvloeden en onttrekt zich aan de plicht om een geschikte woning voor mij te vinden. Alle verklaringen, beschikkingen, onderbouwingen en rapporten van de huisarts, de Wmo, de rolstoelleverancier, de fysiotherapeut en de ergotherapeut met betrekking tot hulpmiddelen en voorzieningen, zijn niet goed genoeg voor Woonstad.

Ik ben al jaren in gesprek met Woonstad en heb mijn advocaat naar voren geschoven omdat ik merkte dat mijn lichamelijke beperking niet op een adequate manier wordt meegewogen in de toewijzing van woningen. Kennelijk ben ik te veeleisend in mijn verzoek om in Crooswijk, Kralingen of centrum te mogen wonen, in een goed toegankelijke driekamerwoning met een minimale oppervlakte van 75 vierkante meter. Dat is geen luxe maar noodzakelijk als ik zo zelfstandig mogelijk wil kunnen blijven functioneren.

Zodra ik deze stressvolle situatie achter me heb kunnen laten, hoop ik mezelf te hernemen, zodat ik ontspan en met minder pijn verder kan. Uiteraard hoop ik ook mijn werk weer te kunnen oppakken.

Omdat Woonstad woningen voor stadsurgentie moet achterhouden, die niet op de markt zichtbaar zijn, heb ik regelmatig aangeboden om mee te helpen en samen te werken. Daar ging Woonstad niet in mee. Zelf vond ik wel enkele vrijkomende miva-woningen die voldeden aan de voor mij geldende Wmo-criteria. Helaas werden die mogelijkheden geblokkeerd omdat deze woningen werden opgeschaald naar de vrije sector.

Één van deze miva-woningen is wederom opgeschaald omdat de woning te groot en te luxueus is. Woonstad verliest te veel als ze deze definitief aan mij zou worden toegekend. De woning is 100% geschikt voor mij en voldoet aan alle Wmo-eisen. Dat werd ook bevestigd door de Wmo-adviseur van de gemeente en mijn ergotherapeut.
Omdat de woning passend is en er op dit moment geen alternatieven zijn, heeft Woonstad deze aan me toegewezen op basis van tijdelijke huur voor maximaal twee jaar. De huurprijs van 1499 euro wordt voor mij afgeschaald naar 840 euro. Dit huurbedrag is ver boven mijn maximum toegestane huurgrens en ik kan het absoluut niet betalen. Dat is geen onwil, maar ik heb het geld niet. In die twee jaar houd ik bemiddeling, maar zodra ik een tweede woningaanbod weiger wordt de huur opgeschaald naar het oorspronkelijke huurbedrag.
Deze constructie biedt mij geen enkele zekerheid. In feite word ik vogelvrij verklaard. Ik krijg ook maar één keer een verhuisvergoeding. Daarbij wordt er aan voorbij gegaan dat ik veel meer kosten heb. Ik kan niets zelf en moet dus verhuizers inhuren omdat ik niet kan verwachten dat mijn familie en vrienden alles voor me gaan doen. Daarnaast moet ik kostbaar rolstoellaminaat laten leggen. En dan moet ik straks opnieuw verhuizen …

Via ‘De wijk aan zet’ kwam ik in contact met Marianne van den Anker en Lot Mertens. Voor het eerst werd er naar me geluisterd. Vanuit de gemeente is er op een geweldige manier bemiddeld. De burgemeester is aangesproken en via de gemeenteraad is er mediation aangeboden. Woonstad wil daar niets van horen en daagt me voor de rechter omdat ik weiger om te vertrekken zolang er geen passende woning wordt toegewezen. Daarom heeft de gemeente zich teruggetrokken.

Vanuit Woonstad is mij nooit gevraagd hoe ze het leven gemakkelijker voor me kunnen maken, wat ik nodig heb en hoe ze mij kunnen helpen. Integendeel. Het is mensonterend hoe Woonstad mij in de afgelopen maanden door de hel liet gaan, terwijl ik moest wennen aan mijn beperking, hulpbehoevend zijn, de stilte, alles wat niet meer kan, dingen moeten uitzoeken, onrust, stress. Het vraagt een flinke mentale omschakeling als je dagelijks wordt gedoucht en in bed wordt gelegd.

Huurders moeten kunnen vertrouwen op de kennis en kunde van medewerkers. Een medewerker van Woonstad vertelde kort geleden dat de corporatie geen expertise heeft op het gebied van aangepaste woningen. Ik ben niet de eerste in Nederland met een beperking. Hoe kan Woonstad verklaren geen kennis of kunde te hebben over het bemiddelen van mensen in kwetsbare doelgroepen? Waar is de verantwoordelijkheid van een woningcorporatie als ze niet weten wat de richtlijnen en eisen zijn en dus ook niet weten waar ze naar moeten zoeken? Wat doet Woonstad om die kennis te bemachtigen en de medewerkers zodanig te trainen dat ze wel alle huurders kunnen begeleiden?

Nu gebeurt het mij. Ik kan me vasthouden aan de hulp die ik krijg, maar er zijn ook mensen die helemaal geen hulp krijgen en waar het anders mee afloopt. Alleen maar omdat ze iemand uit een huis wil hebben waar ze meer geld aan kunnen verdienen. Het maakt niet uit wat dat met iemand doet. Waar is het menselijke aspect? Zo ga je niet met mensen om. Ik mis erkenning.

Mijn hoop is nu gevestigd op de politiek en op de media, ook al kost het heel wat moeite om me over mijn schaamte en de vernederingen heen te zetten.

In deze rubriek worden verhalen van bewoners opgetekend. Rotterdammers die kampen met woonstress en tegen muren oplopen als gevolg van het woonbeleid, de woonvisie en de wooncrisis. Helaas is er weinig ruimte om wederhoor te plegen, omdat de tijd ontbreekt om op vrijwilligersbasis uitgebreid onderzoeksjournalistiek te kunnen doen. Indien mogelijk wordt er teruggekoppeld naar instanties die expertise of hulp kunnen bieden.
Uiteraard wordt er kritisch doorgevraagd. In een lang gesprek heb ik Claudia goed aan de tand gevoeld. Goedbedoelend stelde ik haar pijnlijke vragen. Vragen waar ik zelf van schrok terwijl ik ze stelde, omdat ik gevoelige snaren raakte als ik beter wilde begrijpen hoe dingen in elkaar steken.

De Praagse schrijver Franz Kafka (1883-1924) raakt wat in de vergetelheid. Naast zijn prachtige oeuvre liet hij ook een nieuwe definitie van uitzichtloze beklemming na. Hij had het verbijsterende relaas van Claudia niet beter kunnen beschrijven dan de Rotterdamse werkelijkheid het aan haar oplegt. Puur kafkaiaans.

Zelf zegt Claudia:
Ik kies er voor om door te gaan, omdat deze ellende nooit meer mag gebeuren. Ik wil dat mijn strijd een nieuw begin is van een hoopvolle toekomst voor alle mensen die een reis moeten maken.

© Roland Huguenin mei 2021

© foto Roland Huguenin mei 2021

 

Monique: “Mijn koers dreigt op losse schroeven te komen staan”

In de serie ‘Wonen in blessuretijd – verhalen van Rotterdammers’ interviewen we bewoners over hun persoonlijke wooncrisis. Deze keer Monique (46) uit Hillegersberg-Zuid.

© foto Joke Schot mei 2021


Zodra je het viaduct over de A20 bent gepasseerd, rijdt je via de Rozenlaan een authentieke jaren 30 wijk binnen. De bebouwing oogt vriendelijk en uitnodigend, maar maakt ook een verwaarloosde indruk. De tand des tijds stelt de houdbaarheid van veel woningen danig op de proef. Het lijdt geen twijfel dat mensen zich prettig voelen in deze fraai ontworpen woonwijk. Wel rijst de vraag waarom een buurt met zo’n grote cultuurhistorische attractiviteit staat weg te kwijnen. It all happens. In Rotterdam.

Heel lang had ik geen vaste woon- of verblijfplaats. Dat was een bewuste keuze. Op mijn 21e werd ik ernstig ziek en moest ik wekelijks worden gedialyseerd. Daardoor had ik zeer beperkte bewegingsvrijheid. Dat duurde vier jaar. Toen die periode voorbij was besloot ik om van mijn herwonnen vrijheid te gaan genieten. Her en der paste ik op huizen en in de tussentijd ging ik op reis. Zo woonde ik in diverse steden en heb ik de halve wereld gezien.

Sinds 2013 huur ik woonruimte in deze buurt. Tot dit jaar deelde ik in de Orchideestraat een woning met twee andere vrouwen. Zij maakten deel uit van mijn huiselijk verkeer. Het contact met hen was goed hoor, maar ik woonde dus niet zelfstandig. Eerst woonde ik op de benedenetage. Later schoof ik door naar de zolderetage. Voor een ruimte van 35 m2 betaalde ik 630 euro, inclusief energiekosten. Het was het meest aftandse pand in deze buurt.

Om de huurbescherming te omzeilen, hanteerde de particuliere eigenaar een slimme constructie. Bij het sluiten van het huurcontract liet hij mij gelijktijdig een huurontbindingsovereenkomst tekenen. Jaarlijks moest ik een nieuwe ontbindingsovereenkomst komen tekenen. Steeds gaf ik aan dat het naar mijn idee onrechtmatig was om jaarlijks te tekenen voor ontbinding. Ook gaf ik aan dat de huur erg hoog was, voor een huis waarin je de voorzieningen moet delen. “Dan ga je toch ergens anders wonen” was steevast zijn antwoord. Maar dat was natuurlijk niet zo gemakkelijk.

Bijna zeven jaar ging het goed. In het zevende jaar bleek het huis te zijn verkocht binnen de termijn die was vastgelegd in de ontbindingsovereenkomst en moesten we het huis op korte termijn verlaten. Door de stress belandde ik in een burn-out. De nieuwe eigenaar besloot om het hele pand, waaraan vele jaren geen onderhoud was gepleegd, te strippen en te renoveren. Het wordt verbouwd tot een ruime gezinswoning. Als het klaar is wordt het waarschijnlijk voor veel geld doorverkocht of verhuurd.

Via een tussenpersoon kan ik tot het eind van het jaar dit huis in de Gladiolusstraat huren. Gelukkig is deze woning wat groter en ik woon hier zelfstandig. Omdat ik hier maar een jaar kan blijven wonen, ben ik gematst met de huur. Ik betaal ik 550 in plaats van 750 euro. Daar ben ik wel happy mee.

Ik onderzocht of het mogelijk was om in deze buurt een huis te kopen. In 2017 waren de huizen nog enigszins betaalbaar. Via een makelaar had ik al een huis op het oog, maar door gezondheidsproblemen moest ik noodgedwongen afzien van de koop. Twee jaar later waren de huizenprijzen zo’n beetje verdubbeld. Dat maakte het voor mij onmogelijk om nog iets te kunnen kopen. Je moet maar accepteren dat de prijzen zo bizar zijn gestegen. Ik snap het gewoon niet.

Dit is een leuke, sfeervolle buurt. Je moet wel incalculeren dat veel huizen kampen met riolerings- en funderingsproblemen. Bij de meeste woningen moet er binnen tien jaar tussen de 50.000 en 80.000 euro worden geïnvesteerd om dat te verhelpen.

Ik zoek veel op internet. Ook sociale huur, maar ondanks twee jaar inschrijftijd, kom ik altijd ver boven de 300-ste plaats van de 1000-zoveel reacties. Mijn baan en de yogaschool zijn hier in de buurt. Ik wil dus niet op Zuid gaan wonen, waardoor ik gedwongen zou zijn om dagelijks een uur door de uitlaatgassen te moeten fietsen.

Als ergotherapeut verdien ik een goed salaris, maar wonen in Rotterdam kan ik daar niet meer van betalen. Het zou wel kunnen… maar dan moet ik meer dan de helft van mijn salaris in woonlasten steken. Dat wil ik niet, ook niet vanwege de stress die ik dan krijg over het inpassen van de andere vaste kosten.
Vorig jaar had ik me er al op ingesteld dat ik dakloos zou worden. Dat kan zomaar gebeuren, want je krijgt alleen urgentie op basis van sociale- of medische redenen.

Wetenschappelijk is aangetoond dat mensen die niet gebukt gaan onder te zware financiële lasten, of vergelijkbare stressfactoren, veel meer mentale ruimte overhouden om iets bij te dragen op sociaal-maatschappelijk gebied.

Toen ik een leuke baan bij Rijndam had gevonden, besloot ik om in Rotterdam te blijven. Naast mijn baan ben ik yogaleraar. Op basis van leegstandsbeheer [antikraak] is de yogaschool is gevestigd in een oud pand in Crooswijk, waar buurtwerk wordt gedaan. Ik werk daar ook met ouderen. Voor hen is Yoga een vervullende bezigheid.
Met een groep mensen hebben we geprobeerd om in dat pand een wooncoöperatie te realiseren. Dat is helaas niet gelukt. Rotterdam biedt straks geen plek meer voor dit soort initiatieven. Als wij daar weggaan is er niets meer. Chantal Zeegers van D66 is een keer bij ons langs geweest en zou dit soort oude gebouwen heel graag voor de stad bewaard zien. De gemeente gooit alles in de verkoop en gaat voor de hoogste prijs.

Mijn koers dreigt  op losse schroeven te komen staan. In Rotterdam lijkt alles te stoppen. Dat drukt ook op het plezier dat ik aan mijn werk beleef. Ik neig er steeds meer naar om de stad te verlaten.

Twee jaar geleden had ik met Pepijn nog discussies over onze gezamenlijke woonplaats. Ik moest er echt niet aan denken om mijn baan op te geven en naar Almere te vertrekken. Pepijn durfde de stap niet aan om daar zijn koophuis op te geven en ten koste van minder wooncomfort en woonruimte naar Rotterdam te komen. We besloten te blijven latten. In Almere besef ik weer wat schone buitenlucht is.

Via ons eigen wooncoöperatieproject raakten we aangesloten bij VrijCoop. Zo kwamen we op het spoor van Ecodorp Boekel. Toen we op de bouwkavel waren rondgeleid, stelden we onszelf de vraag: “Wat doen we eigenlijk nog in Rotterdam?” Daar stelt de gemeente zich wel open voor burgerinitiatieven en lukt het wel om een wooncoöperatie op te zetten.

In Boekel wordt de VrijCoop-constructie gehanteerd, zodat er niet kan worden gespeculeerd met de woningen. Je wordt mede-eigenaar binnen een vastgoed- en bewonersvereniging en huurt van de vastgoedvereniging, dus deels ook van jezelf. Niemand van de 36 bewoners kan straks besluiten om zijn huis met forse winst te verkopen.

De huizen in het ecodorp worden duurzaam, klimaatneutraal en zelfvoorzienend. Super innovatief. Daar hebben we behoefte aan in Nederland. Ook in Rotterdam. Hier vindt de gemeente hoge huizenprijzen belangrijker dan duurzame woningen, een gezond leefmilieu en leuke ondernemende Rotterdammers. De stad heeft het zó nodig dat mensen in verbinding staan en op coöperatieve basis dingen met elkaar kunnen aangaan.

In de voorjaarsvakantie zijn we opnieuw in Boekel geweest. Ik merkte dat mijn hele systeem daar werd gereset. We onderzoeken nu of we mee willen doen bij het opzetten van dit project. Naar Boekel verhuizen kan voor mij ook een manier zijn om mijn footprint te verkleinen. Binnenkort beslissen we.

Ik moet veel loslaten als ik hier vertrek, met pijn in het hart, maar ik maak liever een bewuste keuze dan te worden gedwongen tot stappen die het systeem mij oplegt. De vrijheid die ik terugkrijg is veel beter voor mijn gezondheid dan al die stress en onzekerheid.

Je ziet wel dat er iets begint te schuiven in de politiek, maar het gaat te langzaam. Veranderingen zijn nú hard nodig, als we nog op een prettige manier met z’n allen op deze aarde willen blijven leven.

© Roland Huguenin mei 2021

Vera (44): “Ik dacht dat ik stikte”

In de serie ‘Wonen in blessuretijd – verhalen van Rotterdammers’ interviewen we bewoners over hun persoonlijke wooncrisis. Deze keer het verhaal van Vera in het HKT-blok.

(Foto: Joke Schot)

“Zes jaar inschrijfduur had ik toen mijn vriend en ik uit elkaar gingen. Nog zes jaar woonde ik vervolgens antikraak. Zo lang moest ik inschrijfduur opbouwen om aan een fijne woning te komen. Twee met Trespa en verlaagde plafonds verknalde woningen wees ik af voordat een mij een thuisgevoel gaf. Dat gebeurde hier, bij dat glas in lood. De schuifdeuren vond ik een verdieping hoger en deze lambrisering achter wat plaatwerk. Ik klus graag en heb die mooie, karakteristieke stijl teruggebracht. Dat was negen jaar geleden. Ik werkte in het onderwijs; tot zeven jaar geleden, toen ik met een burn-out de Ziektewet inging. Nu leef ik van een bijstandsuitkering.” 

“Twee jaar geleden meldde ik me aan voor een klankbordgroep van bewoners. Ik dacht mee te mogen denken over zaken als dubbel glas. In plaats daarvan werden we in de eerste bijeenkomst voor een voldongen feit gesteld. Het HKT-blok zal een renovatie ondergaan. Dat betekent de sloop van alles behalve de voorgevel en nieuwbouw van kleine appartementen daarachter. Sindsdien ben ik volleerd geraakt in alles op woongebied, als actief lid van de bewonerscommissie. Die heeft in gesprek met Vestia enige verbetering in de situatie gebracht, onder andere door een recht op terugkeer te bedingen. Hopelijk leert Vestia van de geschiedenis met ons voor de toekomst. Mijn boosheid is verschoven van de woningcorporatie naar de politiek.” 

“Die ruimte daar heb ik pas vrijgemaakt om weer te gaan schilderen. Terwijl ik hier nog woon, wil ik ervan genieten. De kans dat ik in een woning die een thuis kan zijn terechtkom, is klein. Lange tijd dacht ik in het blok terug te keren, maar gaandeweg werd me duidelijk wat dat inhoudt. Tijdelijk wonen trek ik niet meer. Ik wil niet twee keer verhuizen. Ik wil niet wonen aan de andere kant van het blok zoals Vestia voorstelt, aan een smalle straat met een donker balkon. Ik wil ook niet een fijne woning waaruit ik weer moet vertrekken zodra die wordt voorzien van een hoger energielabel voor rijkere bewoners. Ik wil zo graag een keus waarop ik straks in de beperkte periode met urgentie of vervolgens drie maanden met woonbemiddeling bijna geen kans maak, een die geen verslechtering van mijn situatie betekent. Ik wil rust! Ondertussen heb ik nog niet één keer een penseel opgepakt.” 

“Ik heb het gevoel dat Rotterdam me niet wil, er niet bij te horen. Zelf ergens een tiny house bouwen, is met de huidige bestemmingsplannen geen duurzame oplossing. Voor een renovatie die de bewoners hier graag willen zonder vernietiging van kapitaal en erfgoed is geen budget, maar ondertussen krijgt de directeur van Vestia heel veel geld. Tijdelijke verhuur kan woningnood niet oplossen. Mensen worden daar psychisch ziek van. Daarmee kunnen ze geen levensplannen maken. Ze hebben een thuis nodig, een plek om zich veilig te voelen. Volgens mij is het de hoogste tijd dat heel hurend Nederland in actie komt, de straat op gaat. Misschien hoor ik bij een onzichtbare groep mensen nu ik vaak apathisch ben.” 

“Iedereen kent de term ‘haves & have nots. Ik zeg: “can do & can not do”. Het huidige beleid maakt dat mensen die niks hebben ook niks kunnen. Niemand die druk is met een basisvoorwaarde om te overleven, wat een thuis is, komt toe aan leven. In wat voor land leven we als we denken dat dit systeem normaal is? De opgelegde verhuizing heeft me enorme spanningsklachten bezorgd. Ik heb vaak pijn in mijn nek en heb ook aanvallen van hyperventilatie gehad. Van een werd ik ‘s nachts wakker. Ik dacht dat ik stikte en belde 112. Toen de arts vroeg naar spanning in mijn leven, begreep ik de oorzaak. Die kan geen dokter wegnemen.” 

“Natuurlijk moet ik door. Ik lever een overlevingsstrijd. En de onderhandelingen met Vestia over het sociaal plan gaan door. Corona vertraagt het proces. Dat ik hier zodoende wat langer kan wonen is enerzijds fijn, maar anderzijds leef ik zo langer in onzekerheid. Zodra het plan door iedereen is ondertekend, kan de sloop beginnen. Ik zou graag in de koude, Noorse natuur zijn, maar misschien meld ik me aan bij Recht op de stad.” 

Helmuth (77): “Mijn zinnen verzet ik met mijn foto’s”

In de serie ‘Wonen in blessuretijd – verhalen van Rotterdammers’ interviewen we bewoners over hun persoonlijke wooncrisis. Deze keer het verhaal van Helmuth in Pompenburg.

(Foto: Joke Schot)

“Twaalf jaar geleden zochten mijn vrouw en ik een mooie, laatste woning. We waren samen zes keer verhuisd, waarvan twee keer wegens een renovatie. Veel woningen bezochten we. In deze voelden we ons direct fijn. Het uitzicht is geweldig en een vorige bewoner had een mooie keuken achtergelaten. Wij hebben een parketvloer toegevoegd, perfect voor de kat. Ondertussen zijn mijn vrouw en de kat overleden, maar ik woon hier nog steeds heel graag met leuke buren uit allerlei culturen. Met plezier zet ik me maatschappelijk in. Zo doe ik op mijn balkon mee aan een onderzoek door de luchtkwaliteit te meten en heb ik subsidie geregeld voor gezellige samenkomsten van bewoners in de binnentuin. Nu we ons hebben verenigd tegen de sloop van Pompenburg, maak ik bij de bijeenkomsten foto’s.” 

“Via Facebook kreeg ik vorig jaar het bericht over de sloop. Daar schrok ik flink van. Meteen begon ik een gesprek met een buurvrouw. Met nog wat andere buren zijn we lawaai gaan maken, want als de zaak voor de rechter komt moet die niet kunnen zeggen dat we niets hebben gedaan. Eens in de twee weken komen we bijeen. Binnenkort kunnen we inspreken voor de commissie Bouwen, Wonen en Buitenruimte. Ik wil me daar ook voor opgeven. Wat ik ga zeggen weet ik nog niet, maar ik zal vooral de stress die een verhuizing me bezorgd benadrukken.” 

“Sinds ik weet van de sloopplannen, heb ik kopzorgen. Een paar maanden geleden heb ik een dag in het ziekenhuis doorgebracht vanwege pijn in mijn borst. Waarschijnlijk kwam die door de spanning. Als ik de kasten met boeken en tijdschriften om me heen zie, denk ik aan alle rompslomp om die uit elkaar te halen en de moeilijke keuzes die ik zal moeten maken over wat weg moet. De uitkomst van een simpele rekensom op basis van de nieuwbouwplannen is dat de nieuwe appartementen kleiner zullen zijn dan deze, dus kan ik niet alles houden. Eigenlijk zie ik hier terugkomen sowieso niet zitten. Ik woon in het gedeelte waarvan de bewoners eerst naar een wisselwoning moeten. Liever dan twee keer verhuizen, ga ik naar Drenthe, ondanks dat ik een echte Rotterdammer ben. Mijn zinnen verzet ik met mijn foto’s. Ik ben bezig mijn hele negatievenarchief te scannen voor het gemeentearchief en in september is de presentatie van mijn boek Mens in Rotterdam in Donner.” 

“Dat ik geen zin heb om te verhuizen, is niet de enige reden waarom ik tegen sloop ben. Nog niet zo lang geleden zijn de ramen en het ventilatiesysteem opgeknapt. Het gebouw verkeert in heel goede staat. Sloop is dus kapitaalvernietiging. Bovendien gaat door de geplande nieuwbouw de WOZ-waarde omhoog. Havensteder zal de huurprijzen behouden, maar de hogere belasting zal hier wonen duurder maken. En dat dus voor kleinere woningen.” 

“Wethouder Kurvers wil zo veel mogelijk woningen. In de nieuwe torens wil hij daarom zelfs ‘woningen’ van maar dertig vierkante meter. Dat hij de Parkhaven volgebouwd wil, is trouwens schandalig. Van de drie torens die hij hier wil laten herrijzen, moeten twee woningen in het dure segment bevatten. Die worden minder aantrekkelijk dan hij denkt, door te veel uitlaatgassen en wind. Voor aanvang van de bouw wordt slechts een globale windberekening gemaakt. Die zal tijdens de bouw te rooskleurig blijken, maar dan is het te laat.” 

“In de wethouder heb ik geen vertrouwen, maar in Havensteder wel. De corporatie lijkt een afwachtende houding te hebben. Volgens mij wil zij ook niet dat Pompenburg wordt gesloopt. Ik heb dus nog hoop. De kans dat de plannen niet doorgaan, schat ik op vijftig procent.” 

Nel: “De afgelopen veertien jaar heb ik bij mijn vriendin in Hoogvliet gedoucht”

In de serie ‘Wonen in blessuretijd – verhalen van Rotterdammers’ interviewen we bewoners over hun persoonlijke wooncrisis. Deze keer Nel (67) uit de Veldstraat.

© foto Joke Schot april 2021

Op 13 april berichtte AD dat de laatste bewoners uit de Veldstraat in verzet komen tegen de sloop van hun koophuizen. De huizen zijn oud, maar verkeren in goede staat. De uitkoopsom is niet toereikend om elders in de buurt een vergelijkbaar huis te kunnen kopen, terwijl deze bewoners keurig passen binnen het NPRZ-beleid dat stuurt op gemengde buurten die plaats bieden aan stijgers op de woningmarkt. Deze eigenaren gingen bij de Raad van State in beroep tegen het bestemmingsplan dat 14 huur- en koopwoningen in het sociale segment vervangt door 11 grotere woningen in de vrije sector middenhuur. De gemeente en woningcorporatie Havensteder willen niet dat er eigen bezit terugkeert op deze plek.

Recht op de stad nam poolshoogte in de Veldstraat en maakte kennis met Nel, die het grootste deel van haar leven in dit deel van de straat heeft gewoond, in een sociale huurwoning uit 1913, die tot op de laatste draad is versleten. Wie haar huis betreedt komt in een realiteit die ettelijke decennia achterloopt bij de hedendaagse normen. In bouwkundig opzicht balanceert het pand op de grens van bewoonbaarheid. Gezien door de bril van deze tijd, roept het associaties op met de vooroorlogse Zandstraat. Het verval wordt fraai gecamoufleerd door de decoratieve inrichting van het huis.

De sfeervolle achtertuin, ingeklemd tussen muren en schuttingen, is ingericht met een terras, borders en een gezellig zitje. De bodem is bedekt met een betonvloer, die in het verleden is aangelegd voor de opslag van een loodgieter. Een deel van de omgeving is zwaar verwaarloosd. Aangrenzende achtergevels zijn vervallen. De verzakking is duidelijk te zien. De bomen en struiken zijn al lange tijd niet meer onderhouden. Vooral duiven bevolken deze desolate arena.

Het is al 30 jaar bekend dat ze dit rijtje gaan slopen, want renoveren is allang geen doen meer. De boel is verzakt waardoor de muren zijn gescheurd en de ramen niet meer open kunnen. Havensteder zat in de maag met enkele particuliere eigenaren die hier willen blijven wonen. Daarom heeft het zo lang geduurd. De overige bewoners zijn allemaal weg.

Ik ben geboren in Bloemhof. Tot mijn 22-ste jaar woonde ik in de Eerste Balsemienstraat en de Egelantierstraat. Dat waren kleine huizen. Toen ik uit huis ging woonde ik een tijdje op kamers. Daarna kreeg ik een bovenwoning in Hillesluis, met twee huishoudens op een trap. Deze woning in de Veldstraat heb ik in 1983 gekregen via mijn hartsvriendin, die hier op de eerste etage woonde.

Toen ik hier kwam waren deze woningen in bezit van de Gemeentelijke Woningstichting. Havensteder nam het over en had al direct plannen om te gaan slopen, maar daar was geen geld voor. In al die jaren is er niets meer aan deze woning gedaan. Voor reparaties hadden ze geen geld over.

Twintig jaar geleden is mijn vriendin naar Hoogvliet verhuisd. Haar woning werd antikraak en daarna nog een tijdje ingezet voor begeleid wonen. Nu staat het al vijftien jaar leeg. De woning hiernaast was ook antikraak. Een tijdlang woonden er verpleegsters. Daarna een stel dat voortdurend slaande ruzie had. Die zijn er uitgezet. Daarnaast woont nu nog steeds iemand antikraak. Dan zijn er nog die koopwoningen en de rest staat leeg. Directe buren heb ik al jaren niet meer.

Drie jaar geleden is de dakkapel kapot gewaaid en ontstond er een enorme lekkage. In de gang stroomde het water langs de muren naar beneden en nam het een deel van het behang mee. Het ziet er niet uit. Het zeiltje dat door Havensteder op het dak werd geplaatst hielp niet. Daarna hebben mijn overburen de boel beter ingepakt.

De bovenwoningen kampen al heel lang met vochtproblemen. De achtergevels zijn poreus waardoor het vocht door de muren heen sloeg en er zich veel schimmel ging vormen. Om die reden zijn de meeste bewoners al zo’n twintig jaar geleden vertrokken. De tegelwand in mijn douche lekte waardoor de muur en de vloer eronder helemaal zijn weggerot. Het water liep zo de gang in. De afgelopen veertien jaar heb ik bij mijn vriendin in Hoogvliet gedoucht.

Vroeger was dit huis ‘voor-tussen-achter’ met een piepklein keukentje en woonde hier een gezin met 10 kinderen. Hoe konden die mensen zo leven. Later is het verbouwd tot twee kamers en werd de keuken uitgebouwd. De kamers zijn nog geen drie meter breed. In de slaapkamer kan ik mijn kont bijna niet keren. Ik heb hier altijd alleen gewoond. Als je hier met z’n tweeën zou zitten wist je niet meer waar je je spullen moest laten. Dit huis is ook te klein om veel visite te ontvangen.

Vroeger woonde ik hier plezierig, maar ook de buurt is achteruit gegaan. Als je ziet wat een zooitje er op de Strevelsweg zit. Vroeger was dat echt een nette buurt. Nu is het verpauperd. Behalve dat de stoep voor mijn deur dagelijks is bezaaid met afval, is er weinig overlast.

Een vroegere buurman kreeg een huurverlaging. Die heb ik toen ook aangevraagd, maar daar moest ik erg lang op wachten. Uiteindelijk  kreeg ik die korting veertien jaar geleden via de huurcommissie wel en werd mijn huur gehalveerd tot 100 euro.

Tien jaar geleden kwam Havensteder met het verhaal dat de sloop nu echt naderbij kwam. Er werd me een woning aangeboden in een ouderencomplex. Daar had ik helemaal geen zin in. Toen kreeg ik een urgentieverklaring, maar met de sociale uitkering die ik ontving, kon ik alleen reageren op woningen tot 590 euro. Onder dat bedrag kon ik niets vinden. Sinds vorig jaar ontvang ik AOW en kan ik tot 633 euro gaan, maar ook daar krijg je bijna geen woning voor.

Iedere dag bekijk ik het aanbod, maar dat is heel weinig en de meeste huren zijn te hoog. Ik heb dan wel een urgentie, maar ja… Hopelijk verandert dat als de corona voorbij is. Het is fijn dat ik een verhuisvergoeding ontvang. Daar heb ik op gewacht. Hopelijk vind ik een benedenwoning of een flat met een ruim balkon.

Ik vertrek hier vrijwillig en wil hier echt graag weg. Dit is een heel koud huis. Voor de winter hoop ik weg te zijn. Aan de kant van Poortugaal en Hoogvliet zitten al mijn vrienden en kennissen. Hopelijk vind ik een driekamerwoning, zodat ik een kamertje heb om kleding te maken. Mijn huis staat vol met spullen voor mijn nieuwe huis.

De huizen aan de overkant van de straat zijn twintig jaar geleden gesloopt. Dat terrein raakte overwoekerd met onkruid. Op een gegeven moment maakte Havensteder daar een tuin. Daar kon je in als het hek open was, maar dat hek was bijna nooit open en dat tuintje kon je alleen bereiken via een soort oerwoud.

Drie jaar geleden zijn er wat geveltuintjes aangelegd en op de ramen van leegstaande huizen zijn fotopanelen geplaatst om de boel hier nog een beetje leefbaar te laten lijken.

In vroeger jaren was dit een gezellig buurtje. Zomers zaten we allemaal buiten en speelden de kinderen met water. Nu ben ik nog de enige die buiten zit. In de zomer zit ik een groot deel van de dag in mijn achtertuin. Verder zie je geen mens. Het heeft te lang geduurd.

© Roland Huguenin april 2021

© foto Roland Huguenin april 2021

Robin (54): “Ik laat me niet wegschofferen!”

(Foto: Joke Schot)

In de serie ‘Wonen in blessuretijd – verhalen van Rotterdammers’ interviewen we bewoners over hun persoonlijke wooncrisis. Deze keer het verhaal van Robin uit Gerdesia-Midden.

“De brief begint met ‘Zoals je weet zijn deze huizen in slechte staat.’ Dat is misleiding, heel sneaky, want zoals ík weet zijn deze huizen helemaal niet in slechte staat. Ik heb het hier al tien jaar prima naar m’n zin. Ik heb het niet koud, want er is geen tocht. Er is wat gehorigheid, ja, maar dat hebben alle huizen. De ruimte is heerlijk. Behalve wonen, kan ik hier schilderen en muziek maken. Zoveel vierkante meters zal ik met mijn budget niet meer krijgen. Hoe kan ik werken als ik alleen maar een woonkamer, een slaapkamer, een keukentje en een douche heb? Als Kralinger wil ik niet naar een andere buurt. De woningschaarste is nu enorm, dus ik vraag me af waar ik naartoe moet. Ík wil beslissen wanneer ik wegga. Ik laat me niet wegschofferen!” 

“Eind juli, precies als iedereen net op vakantie is, kreeg ik die brief onder ogen. ‘Oh shit!’, dacht ik. Ik heb direct een keiharde, sterke e-mail naar Woonstad gestuurd en vervolgens gebeld om te zeggen hoe pissed off ik ben. In dat gesprek vertelde de projectleidster me dat ze hier nog nooit is geweest … Wat?! Daarna ben ik me flink in gaan lezen en aantekeningen gaan maken over wat de regels zijn. Ondertussen ben ik samen met een bevriende schrijver bezig aan een brief. Daar komt ieder detail dat niet klopt, alles wat sinds juli mis is gegaan, in te staan. Het wordt een heel lange brief die ik behalve aan Woonstad ook aan justitie en de media zal sturen.” 

“Woonstad schreef onderzoek te hebben gedaan. Vanaf het begin heb ik gevraagd om dat onderzoek en de klachten te zien, maar daar heb ik nog steeds geen antwoord op gekregen. Volgens de nieuwsbrief van september was een beslissing nog niet genomen, maar medewerkers van Woonstad hadden aan de gebiedscommissie toen al doorgegeven te gaan slopen. Toen ik dat hoorde, was ik even in een zwarte wolk. In de brief van januari staat wat Woonstad allemaal niet heeft gedaan, zoals schilderen. De lijst van dingen die niet zijn gedaan maar juist wel hadden moeten gebeuren is lang. Achterstallig onderhoud – dat doet Woonstad expres – is wat anders dan een slechte staat. In de brief van maart staat: ‘Wij hebben meerdere keren geprobeerd om met de bewonerscommissie in gesprek te komen. Dat is niet gelukt.’ Wíj hebben vaak geprobeerd contact te maken, maar de projectleidster kwam niet opdagen toen we een afspraak hadden waarvoor mensen vrij hadden genomen. Het is dus precies andersom. De corporatie beweert dat het dak lekt, maar het dak is prima.” 

“Bij herlezing van de brieven draait mijn maag zich om. De communicatie gaat op zo’n schofterige manier. Nagenoeg alles is gebaseerd op leugens. Veel mensen voelen zich er machteloos tegenover. Ik kom voor mezelf op. Gelukkig heb ik Pentjak Silat gedaan en gebokst, dus heb ik geleerd goed adem te halen en te ontspannen. En ik kan schrijven. Al twintig jaar houd ik een dagboek bij waarin ik dingen van me af kan schrijven. Bovendien is leuke muziek en schilderijen maken tien keer belangrijker dan de strijd met de wooncorporatie.” 

“Volgens de planning van Woonstad eindigt de uitverhuizing in 2024. De corporatie doet alsof dat definitief is, maar dat is het niet. Vooralsnog hebben we geen peildatum gekregen. Die moeten we op tijd krijgen om tegen sloop in beroep te gaan. Deze hele zaak gaat voor de rechter komen. Die sloop gaat niet gebeuren!” 

Pagina 1 van 2

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén