In de serie ‘Wonen in blessuretijd – verhalen van Rotterdammers’ interviewen we bewoners over hun persoonlijke wooncrisis. Deze keer Grarda (81) uit de Tweebosbuurt.
De afgelopen drie jaren kostten mij tien jaar van mijn leven. De kilo’s vlogen eraf. Daar hoefde ik niets voor te doen. Als je 10 jaar geleden had gezegd dat ik dit nu allemaal zou gaan meemaken, had ik gevraagd of je wel goed wijs bent. Maar ja. Het zij zo.
Op donderdag 28 januari zou er bij het gerechtshof in Den Haag een regiezitting zijn over de bemiddeling tussen Tweebos-bewoners en woningcorporatie Vestia. Die ging niet door vanwege de sneeuw. De zaterdag ervoor ontving ik een brief van de advocaat van Vestia, waarin stond dat ik een woningaanbod had geweigerd. Een valse beschuldiging, want er was mij geen woning aangeboden. Ik was zo nijdig dat ik er duizelig van werd en achterover op de vloer klapte.
Als die vent voor mij had gestaan zou ik niet weten of ik mezelf had kunnen inhouden. In die brief staan toch gewoon leugens! Achteraf hoorde ik dat hij een goede beurt had willen maken door voor te spiegelen dat ik het aanbod had geweigerd. Daar rekende hij op. Hij wist al dat er op 17 februari een woning zou vrijkomen in ‘Het Klooster’. Dat had Vestia nog niet met mij gedeeld.
Door de val is er een rugwervel verschoven en beschadigd. Dat kan niet worden hersteld, dus ik lever heel veel in. Ik heb altijd veel aan sport en beweging gedaan: turnen, fietsen, zwemmen, wandelen. Nu zit ik op ‘ouderen in beweging’, maar dat ligt al een jaar stil wegens corona. Zoals mijn gezondheid nu is, zal ik daar wel nooit meer aan mee kunnen doen.
In 1939 werd ik geboren op Hilledijk 197. Ik ben de jongste van een gezin met zes kinderen. Toen ik zes was zijn we naar dit pand verhuisd. Wij woonden eerst een jaar beneden. Daarna schoven we door naar dit huis. Ik ben hier dus altijd blijven wonen.
In de naoorlogse jaren was het vinden van woonruimte lange tijd net zo beroerd als nu. Je kon nog geen kamer krijgen. We bleven allemaal inwonen. Dat was toen heel gewoon. Mijn ouders waren inschikkelijk en wij stelden weinig eisen. In 1958 ben ik als laatste getrouwd. Dat was van korte duur. Samen met Joop, mijn zoon, ben ik op de zolderetage blijven wonen. Ik had daar een eigen keuken.
Dit pand dateert van 1904. Oorspronkelijk waren dit chiquere huizen, bedoeld voor het hoge personeel van de spoorwegen. Daarna zaten hier korte tijd een huisarts en een verloskundige. Vervolgens kwam het pand beschikbaar voor gewone mensen. In de eerste periode huurden wij van een particuliere eigenaar. Op een dag kreeg mijn vader het aanbod om het hele huis voor 17.000 gulden te kopen. Mijn vader was in loondienst bij Verolme. Hij vroeg: “Ben je wel goed bij je hoofd? Een arbeider kan geen huis kopen.” Dat kwam niet bij je op in die tijd.
De jeugd van nu zit in dezelfde situatie. Ze krijgen geen hypotheek voor die veel te dure huizen. Ook tweeverdieners krijgen dat niet voor elkaar. Ze mogen wel huren voor 1.200 euro per maand of nog veel meer. Het is zo scheef als scheef maar kan zijn.
Ik heb 30 jaar op een camping in Voorthuizen gestaan. Dat was heerlijk. Ik zat daar in een zwem-, fiets- en wandelploeg. In 1998 moest ik daar weg omdat de standplaatsen werden verkocht aan de kampeerders. Ik kon geen 30.000 gulden betalen.
De verkiezingsuitslag is zo teleurstellend. Ik had verwacht dat de SP zou klimmen na het goede werk dat Leijten samen met Omtzigt heeft gedaan in de kindertoeslagaffaire. Samen achteruit. Hoe kan het! Maar ja, Rutte heeft zichzelf een jaar lang kunnen verkopen. Het is de vraag of hij met Kaag in zee wil, want die geeft goed weerwoord. En ik kan mij zo ergeren aan die Wilders en Baudet. Waarom lopen er zo veel mensen achter dat soort lui aan? Dat is je huid aan de vijand verkopen. En hoe kan het dat zo’n Eerdmans wint? Moeilijk. In Rotterdam zijn heel veel mensen onverschillig geworden.
Mijn vader was kraanmachinist, maar hij heeft ook jaren als pijpfitter gewerkt. Grof werk. Hij kon ook prachtig tekenen met Oost-Indische inkt. Hij was een spil in de wijk en nam het voortouw als voorzitter van de buurtvereniging en de speeltuinvereniging. We hadden altijd een huis vol mensen die hier kwamen vergaderen. Buurtgenoten kwamen ook vaak met allerlei sociale problemen bij hem aan. Als er iemand met opvoedingsproblemen aanklopte, dan ging hij met ouders of een kind praten, om samen naar een oplossing te zoeken. Al die sociale activiteiten heeft hij zeker tot zijn zestigste gedaan. Enkele jaren later, in 1963, is hij overleden. In die generatie werkten mensen zich dood.
De generatie van mijn ouders kreeg heel veel voor de kiezen. De avondklok van nu is echt niets bijzonders. Wat denk je van de oorlog? Mijn vader liep met ons langs de spoorbaan om stukjes steenkool te zoeken. Dan hadden we weer wat brandstof.
Mijn linnenkast is nu weer vol. Dat komt door mijn moeder. Na de oorlog had ze niets meer, want al het linnen had ze geruild bij de boeren. Die hebben de stadsmensen uitgekleed. In ruil voor aardappels of tarwe durfden ze alles van je te vragen. Neem maar een beddensprei mee, als je weer iets komt halen. Of ze vroegen doodleuk om de trouwringen. Zorg altijd dat de linnenkast goed vol is, was haar devies na de oorlog, want je weet nooit waar het goed voor is.
Toen de oorlog voorbij was, kon ik niet naar buiten want ik liep op blote voeten. Niemand had schoenen. Toen ik naar school ging was daar ook niets. Geen papier, pen, potlood of gum.
Pas in de jaren zestig kregen wij het als arbeiders weer wat beter. Toen kwamen hier in de buurt ook de eerste gastarbeiders wonen, afkomstig uit Portugal, Griekenland en Spanje. Later volgden mensen uit Turkije, Marokko, Suriname en Afrika. Ze werden allemaal te werk gesteld in de haven en bij de spoorwegen.
Mensen van buiten de stad zeggen tegen mij dat ik niet in Rotterdam woon. Die zien voornamelijk buitenlanders in deze buurt. Die mensen wonen hier al meer dan vijftig jaar. Ik ken de buurt niet anders.
Als kind kwam ik al in contact met de Chinezen die op zondag naar de wijk kwamen om pinda’s te verkopen. Die kwamen van Katendrecht. Dat was toen verboden gebied voor ons, veel te gevaarlijk. Nu staat het daar vol met dure huizen. En straks wordt de Rijnhaven volgebouwd met nog veel duurdere huizen. Die worden nooit verkocht denk je dan, maar ze worden verkocht als warme broodjes. Wie kan dat betalen? Er gaat vast veel drugsgeld in om. En als je 2 miljoen aan een huis kan besteden, ga je daar toch zeker niet zitten. Dan ga je naar de rand van de stad en kies je voor rust en ruimte.
De vader van mijn moeder kwam op voor de havenarbeiders. Hij was bij de SDAP. Ten tijde van verkiezingen ging hij met paard en wagen langs de kroegen om de arbeiders op te halen, zodat ze gingen stemmen. Daarbij liep hij longontsteking op. Zo is hij aan zijn einde gekomen. Mijn moeder was toen zeven jaar.
Op deze foto zie je mijn moeder als kindermeisje op het strand in Scheveningen. Zij kwam op 12-jarig leeftijd in dienst van een familie. Ze was daar intern. Er was pure armoede, dus dat was toen vrij normaal.
In mijn jeugd was de buurt heel anders. Iedereen hielp elkaar. Je ving elkaar op. Mijn moeder heeft in deze buurt heel wat kinderen op de wereld geholpen. Dan ging ze bakeren. Ook ’s nacht kwamen ze haar wel halen. Dan lag er een briefje op tafel: ik ben de verloskundige aan het helpen. Mijn moeder overleed in 1998.
De Tweebosbuurt heeft zogezegd een slechte naam. Vergeet dan even niet dat deze wijk stelselmatig is volgepropt met sociale probleemgevallen. Alles werd hier gedropt. Alleen al op dit stuk waren er al een flink aantal gevallen. Dat geeft niet, maar een wijk moet het wel aankunnen. Je kunt het niet maken om dan te zeggen dat de wijk achteruit gaat. Meisjes en vrouwen durfden hier ’s zomers amper langs te lopen als de halve straat vol zat met bierdrinkende drugscriminelen.
Toen de sloopplannen bekend werden gemaakt waren dat soort types er als de kippen bij, want die wilden wel een andere woning en een verhuiskostenvergoedingen op de koop toe. Vervolgens zei Vestia dat er genoeg mensen waren die wel direct wilden verhuizen. Ja, dat waren mensen zonder enige binding met de buurt. Vervolgens strijken ze neer in Bloemhof en Oud-Charlois en verplaatst het probleem zich. Dat snappen ze bij de gemeente toch zelf ook wel.
Hier blijft het niet bij. Ze gaan verschillende scholen slopen omdat er geen kinderen meer in de wijk zijn. Nee, als je de huizen sloopt heb je hier ook geen kinderen meer. De kinderen die in de nieuwbouw zijn komen wonen gaan echt niet naar zwarte scholen. Die gaan allemaal de brug over. Als je er voor kiest hier om hier te komen wonen, kun je er ook voor kiezen om jouw kinderen hier naar school te laten gaan, zodat er menging ontstaat.
We geven de strijd nog niet op, maar inmiddels is het nog maar een klein ploegje Tweebossers dat stand houdt. Er zijn nog 45 woningen bewoond. De meesten hebben zich onder druk laten zetten. Uit angst voor de sancties bij het weigeren van aanbod van een ander huis, zijn ze gezwicht.
Ik sta er dubbel in, want ik heb steeds gezegd dat ik niet weg wil, maar als ik moet, alleen genoegen neem met een huis in Het Klooster. Nu mijn conditie slechter is geworden moet ik wel, want ik kom de trap bijna niet meer op en moet achterstevoren naar beneden. Ik moet het overgeven. Mijn zoon heeft mij steeds gesteund in mijn strijd en mijn wens om hier te blijven wonen, maar nu vindt hij dat het niet lang meer gaat. Ik ben om. Ik laat een fatsoenlijk huis achter en wil dus ook een fatsoenlijk huis terug. Proper en intact. Vestia werkt daar wel goed in mee. Binnenkort ga ik voor het eerst kijken.
Gisteren zijn er bomen gekapt in de binnentuin van het bouwblok verderop. Op het stadhuis wordt gezegd dat het tijd word om de wijk plat te gooien en dat er te weinig groen is. Waar slaat dat op? Er is voldoende groen op het Afrikaanderplein, de binnentuinen en op de dijk.
Niemand begrijpt dat mijn huis wordt afgebroken. In Amsterdam zouden ze zo een half miljoen voor mijn woning neertellen. In deze buurt zijn verschillende leuke historische panden en nieuwbouw die dateert van 1983. Al vele jaren is er nauwelijks onderhoud gepleegd.
Er is van alles geprobeerd om de huizen te behouden en deze buurt te redden. Iedereen met verstand van zaken heeft hier rondgekeken. Mij is zo dikwijls gezegd dat mijn huis monumentaal is en dat ze de sociale samenhang in deze buurt moeten beschermen. Zo’n beetje alle kranten en tv-zenders heb ik in huis gehad. Van al die publiciteit hoef ik niets meer te verwachten. Al die aardige mensen gaven mij wel veel aandacht en afleiding.
Alle huizen vanaf de hoek Martinus Steijnstraat tot aan mijn huis worden binnenkort gesloopt. Studenten die tijdelijk in die huizen zaten, moesten voor 1 maart vertrekken. Naast mij zat ook een student. Hij had het huis net mooi opgeknapt omdat hij had begrepen dat hij twee jaar mocht blijven. Met tranen in zijn ogen kwam hij vertellen dat hij moest vertrekken.
In die koude periode, toen er sneeuw lag, werd het steenkoud in huis en raakte mijn waterleiding bevroren. Vestia ging beneden kijken. Toen bleek dat achter die stalen plaat waarmee het huis is dichtgemaakt, de voordeur wagenwijd openstond. Die staalplaat zit vol gaten. De sneeuw lag tot achter in de keuken. De kou had vrij spel. De loodgieter adviseerde mij om het water dag en nacht te laten lopen. De kraan heeft 9 dagen open gestaan.
Vorige week ontdekte ik dat hiernaast op de bovenste etage de deur en de ramen naar het balkon ook wagenwijd openstaan. Dat is toch niet te geloven. Ik stook me rot en betaal me helemaal blauw.
Jarenlang heb ik de kinderen van mijn Marokkaanse en Turkse buren geholpen met huiswerk en taalles. Die kinderen kwamen altijd bij mij over de vloer. Mijn huisarts wist dat en vroeg laatst of ik een jonge Turkse huisarts die in zijn maatschap is komen werken, wil helpen met conversatieles, zodat hij zijn visites beter kan doen. Hij is in Turkije geboren en opgeleid. Dat gaat heel goed. Hij komt samen met zijn Turkse vrouw, die ook beginnend arts is. Over gezelligheid en medisch toezicht heb ik dus niets te klagen.
Als meisje deed ik vaak boodschappen voor vrouw Vogelaar, een oude buurvrouw. Zij zat altijd lekker in het zonnetje voor haar huis. “Het is prima dat je het doet, maar je mag niets aannemen” zei mijn moeder dan altijd. Op een gegeven moment gaf ze mij een pakket mee. “Dat is voor jouw moeder” zei ze. Wij kregen een mooie art deco bloempot die hier na al die jaren nog steeds in mijn woonkamer staat. “Die heb ik toch maar mooi verdiend” zei ik tegen mijn moeder.
“Je laat wel een heel leven achter.”
—
© Roland Huguenin maart 2021, foto Joke Schot