Het idee van ‘menging’ – het creëren van diverse wijken – speelt al 75 jaar een grote rol in het Nederlandse woonbeleid. Voor de gezonde toekomst van een stad, zo is het idee, moeten lage inkomens gemengd worden met middeninkomens en hoge inkomens. De gemeente Rotterdam heeft het bij menging over ‘wijken in balans’. In de praktijk betekent dit vooral sloop en minder sociale huurwoningen en meer (midden)dure woningen. En het positieve effect valt tegen. Is deze beleidsfabel dan nog wel houdbaar? Op de tweede doordenkavond van Recht op de stad en AIR problematiseren we het idee van ‘menging’ als beleidsinstrument. Samen werken we aan een alternatief verhaal.

Beluister de hele avond terug in de opname van Fucking Good Art

André Ouwehand neemt ons mee door de geschiedenis van menging. Nicky Pouw vertelt over haar onderzoek in Venserpolder in Amsterdam Zuidoost en hoe zij samen met bewoners probeert het beleid voor hun wijk te beïnvloeden. Harriët Duurvoort leest een column voor en Rineke Kraaij praat de avond aan elkaar. Was je er niet bij? Of wil je het nog eens nalezen? Lees dan dit verslag.

Fa•bel (de; v(m); meervoud: fabels, fabelen)

1. Kort moraliserend verhaal met dieren of zaken als handelende personen
2. Verzinsel

Mengen is niet dom, áls je het slim doet

André beschrijft in vogelvlucht de geschiedenis van ‘menging’ en vertelt over onderzoek naar het effect. Want mengen, waarom willen beleidsmakers dat eigenlijk?

Met menging willen beleidsmakers segregatie, het gescheiden wonen van huishoudens met lage- en hogere inkomens, tegengaan. Dat zou moeten leiden tot een positief effect van een buurt op het welzijn van bewoners. Kansarme bewoners zouden zich kunnen optrekken aan kansrijke bewoners. Het zou concentraties van kwetsbare groepen en de daarmee gepaard gaande overlast verminderen. Menging zou de verschillen moeten verkleinen en de problemen moeten oplossen.

Het idee van menging gaat terug naar de 19e eeuw en Engeland. Na de Tweede Wereldoorlog werd het ideaal van een klasseloze maatschappij de voedingsbodem voor het ontwikkelen van de ‘ideale wijk’. De ideeën zakten even weg, maar kwamen in de jaren ’80 weer terug. Segregatie zou moeten worden tegengegaan om ‘getto’s’ als in Amerika te voorkomen. Toen werd menging de basis voor wijkaanpak in Nederland.

Praat met mensen

Ook het Rotterdamse beleid is sterk gericht op menging. Hij geeft als voorbeeld het Nationaal Programma Rotterdam Zuid, dat de concentratie kansarmen in Rotterdam Zuid wil tegengaan. Het is ook het uitgangspunt van de Woonvisie.

Menging van wijken heeft wel een positief effect op de leefbaarheid, de reputatie van de wijk en het draagvlak voor bepaalde voorzieningen. Maar gemengde wijken lossen sociale achterstanden niet op. Leefbaarheidsproblemen worden vooral verdund. Menging heeft echter ook duidelijke negatieve effecten: lage inkomens moeten wijken voor hogere, en het mengen van een wijk verzwakt sociale relaties. Toch is mengen niet altijd slecht, zegt André, maar je moet je niet blindstaren op percentages. Práát met mensen. Sluit aan bij ambities van mensen in de wijk zelf. Wat hebben mensen zelf nodig om vooruit te komen? Welke stappen willen ze bijvoorbeeld zelf op de woningmarkt zetten? Zorg dat bewoners zich in de aanpak herkennen.

Video: presentatie André

De mens in de economie

Lange tijd vroeg de tweede spreker op de avond Nicky zich af: waar zijn de mensen in de economie? Het ging alleen maar om geld en groei. Groei was een doel op zich, daar zou iedereen van profiteren door het ‘trickle-down’ effect, ook de laagst betaalden en meest kansarmen. Maar dat was niet het geval, de ongelijkheid nam alleen maar toe. Sinds 2008 vertelt de economie eindelijk een nieuw verhaal en dit verhaal heeft tijdens de coronacrisis weer meer kracht gekregen. Het vraagt: hoe kunnen we welzijn in de economie centraal stellen?

In dit nieuwe denken over economie is groei slechts een middel. Het doel is een duurzame en inclusieve samenleving. Dit heet de welzijnseconomie. Nicky schreef er een boek over, Welzijnseconomie: Hoe en waarom de economie moet veranderen en past dit nieuwe denken toe in haar onderzoek.

Anders leren denken

In de Venserpolder in Amsterdam werkt ze, op verzoek van de gemeente, samen met bewoners aan indicatoren die kunnen meten hoe het met mensen in de wijk gaat. Ze kijken bijvoorbeeld naar stress en eenzaamheid en groen en ontspanning. De vraag die centraal staat is: Hoe kun je samen met bewoners bepalen wat een goede wijk is?

Vanuit welzijnseconomie, vertelt Nicky, kijk je naar wat er al is, waar je op kunt voortbouwen en wat je sterker kunt maken. Daarom betrekken we bewoners uit de wijk. Via hen krijgen we bijvoorbeeld zicht op mensen die in statistieken onzichtbaar blijven. Op deze manier beleid maken is wel een stuk complexer, want het is geen simpele optelsom meer. Economen, beleidsmakers en politici moeten op een andere manier leren denken.

Video: presentatie Nicky

Nieuw vocabulaire

Om tot een nieuw verhaal te komen, is een nieuw vocabulaire nodig. Tijdens de doordenkavond maakten we woordwolken om de woorden te verzamelen die we nodig hebben. Hieruit bleek dat de beleidsmatige kijk, de focus op welzijn en het subjectieve perspectief van een bewoner bij de sprekers andere accenten krijgen:

In de eerste wolk (links), gebaseerd op het idee van menging uit de presentatie van André, valt op dat vooral over bewoners wordt gesproken: sterke schouders, tweedeling, rolmodellen, migratieachtergrond, homogeniteit, etc. In het vocabulaire van de welzijnseconomie uit het verhaal van Nicky (rechts) komt de bewoner en vooral hun perspectief meer naar voren, het verhaal dat met bewoners wordt geschreven. Indicatoren als stress, groen en veiligheid zijn belangrijk in het verhaal en ook het bestuurlijk pragmatisme, welzijn in de wijk en eigenaarschap.

Persoonlijk perspectief

In de laatste woordenwolk, op basis van de voorgelezen column van Harriet, komt dit subjectieve perspectief nog sterker tot uitdrukking: matraspanden, wietpanden, stapelbedden en woonuitbuiting zijn aan de orde van de dag:

Harriët vertelt in haar column over haar buurtleven in Carnisse. Vloek van Carnisse is de woonuitbuiting door huisjesmelkers, vertelt ze. De strijd tegen huisjesmelkers is verloren. De handdoek is door de gemeente al in de ring gegooid voor er ook maar een stootje is uitgedeeld. Toch woont ze nog steeds graag in Carnisse. Ze heeft contact mensen van allerlei afkomst en inkomensniveaus. “Ja, ook met mensen waarvan ik eerst dacht, daar moet ik niets van hebben!”, lacht ze. Ze merkt dat dat positief effect heeft.

De ironie is: deze menging heeft plaatsgevonden zonder dat er ooit in de buurt geïnvesteerd is. Sterker nog, de gemeente wilde de Fazantstraat slopen om plaats te maken voor hogere inkomens, maar had niet door dat die inkomens daar al woonden. Menging door sloop is gemakzuchtig besluit Harriët. Menging is typisch Rotterdams, dat gebeurt toch wel, of je dat nu wilt of niet.

Video: column Harriët

Leesvoer

Nog niet uitgedacht? Dit is de doordenk lees-, kijk- en luisterlijst #2:

Over de doordenkavonden

In aanloop naar de verkiezingen 2022 programmeert Recht op de stad in samenwerking met AIR zeven publieke avonden waarop we een woonkwestie publiek doordenken. Lees meer over het programma in de aankondiging Wijzer over wonen: doordenkavonden in aanloop naar verkiezingen.