In februari heeft minister Ollongren van BZK op verzoek van de gemeenteraad besloten tot aanwijzing van 24 straten in het gebied Feijenoord die in aanmerking komen voor toepassing van de zogenaamde Rotterdamwet. Dat besluit houdt onder meer in dat alleen mensen met een bepaalde sociaaleconomische status in aanmerking komen voor een huurwoning in de aangewezen straten in de wijken Feijenoord, Afrikaanderwijk, Hillesluis, Bloemhof en Vreewijk.

Feijenoord-bewoners Ype Akkerman en George Verhaegen hebben samen met een derde bewoner bezwaar gemaakt tegen dit besluit. In hun bezwaarschriften, die zijn ingezien door Recht op de stad, beargumenteren de bewoners dat de onderbouwing door de gemeente voor aanwijzing van de gebieden “kant noch wal raakt”.

Verwaarlozing

Zo wijst de gemeente op criminaliteit, illegale bewoning, verouderde woningvoorraad en passiviteit van bewoners, en stelt zij dat de gemeente er alles aan gedaan heeft die problemen aan te pakken. De minister gaat daarin mee. In hun bezwaarschriften stellen de bewoners dat de gemeente bepaald niet tot het uiterste gegaan is om deze problemen aan te pakken. Zij constateren dat juist sprake is van ernstige tekorten op sociaal beleid en van verwaarlozing. Terwijl het hier nu net over ‘focuswijken’ gaat.

Bovendien, hadden we na 10 jaar NPRZ-beleid niet mogen verwachten dat die wijken er veel beter voor staan, vragen de bewoners zich af. En is de analyse van de gemeente niet veel meer aanleiding om het beleid op deze terreinen te versterken in plaats van een beroep te doen op de Rotterdamwet? Dit verwijt treft niet alleen de gemeente maar ook de minister, als belangrijke partner van de gemeente in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) en dus medeverantwoordelijke voor deze verwaarlozing.

Democratisch tekort

Verder wijzen de bewoners erop dat de burgers in deze wijken op geen enkele wijze geraadpleegd zijn, zelfs niet via de wijkraden. Dat is een democratisch tekort dat in tegenspraak is met de roerende verhalen van de gemeente Rotterdam over meer burgergerichtheid. Het past volgens de bewoners volledig “in het gebruikelijke gemeentelijk patroon van ‘voor u, over u en zonder u’” – een patroon waarvan de bewoners toch eindelijk eens mogen verwachten dat die doorbroken wordt.

Kort en goed vinden deze bewoners de beslissing van de minister om Feijenoord aan te wijzen voor toepassing van de Rotterdamwet “een brevet van onvermogen van de partners in het NPRZ, in het bijzonder de gemeente en de minister.” Ze doen dan ook een dringend beroep op de minister om haar beslissing in te trekken.

Het is overigens niet helemaal duidelijk wie er bezwaar kan maken tegen het besluit van de minister, maar de bewoners betogen dat niet alleen de gemeente hier belanghebbende is, maar ook de bewoners van de aan te wijzen gebieden. Het ministerie van BZK heeft de bezwaarschriften in goede orde ontvangen en laat nog weten hoe ze behandeld zullen worden.

Achtergrond

Het besluit van de minister is hier te vinden (pdf). Ook in de gebieden Delfshaven, Charlois, IJsselmonde, Kralingen-Crooswijk, Hillegersberg-Schiebroek, Overschie en Prins-Alexander zijn straten aangewezen waar de Rotterdamwet (voluit: Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek) geldt. Het gaat om artikel 9 (voorrang verlenen aan huurders met bepaalde sociaaleconomische kenmerken) en artikel 10 (screening van kandidaat-huurders op overlast en crimineel gedrag). In het coalitieakkoord 2018-2022 is overeengekomen dat de inzet van artikel 8 (het weren van huurders die een bijstandsuitkering ontvangen) niet wordt verlengd.

Om discriminatie van mensen met een laag inkomen uit te bannen wil Recht op de stad dat de toepassing van de Rotterdamwet wordt geschrapt (lees hier het ‘Het betere plan voor wonen‘). Deze week schreef Gwen van Eijk, mede-initiatiefnemer van Recht op de stad, een kritisch opinieartikel over de Rotterdamwet en de Leefbaarometer, het instrument dat door de minister en de gemeente wordt gebruikt om toepassing van de Rotterdamwet te onderbouwen. Lees het hier: ‘Stopt de overheid nu zelf ook met het discrimineren van huurders?’