Basisrechten van bewoners bij renovatie en sloop/nieuwbouw
Na drie jaar, vele vergaderuren, discussies, moeilijke én goede gesprekken, stoppen en opnieuw beginnen, hebben gemeente Rotterdam, de Rotterdamse woningcorporaties en de huurdersorganisaties van de 5 grootste corporaties op 18 december het Stedelijk Sociaal Statuut ondertekend. Een document met “afspraken over de manier waarop bewoners, gemeente en woningcorporatie met elkaar samenwerken bij het ontwikkelen en uitvoeren van renovatie en sloop/nieuwbouwprojecten”. Groot onderhoud valt erbuiten. Naast praktische zaken zoals financiële vergoedingen, herhuisvesting en huur, is in het Sociaal Statuut vastgelegd op welke wijze overlegd wordt met de bewoners.
Het zijn compromissen, soms zwaar bevochten compromissen, blijkt uit een gesprek met Laurie Hermanns, voorzitter van de Klantenraad van Woonstad Rotterdam. Ze is blij dat er nu iets ligt waar mensen zich op kunnen beroepen, maar er zitten voor bewoners ook pijnpunten in.
Wel meepraten, niet meebeslissen over de belangrijkste zaken
Er is in het Sociaal Statuut minitieus vastgelegd wat bewoners wel en niet te zeggen hebben in de drie fases van een renovatie- en sloopnieuwbouwproject. De oriëntatiefase, waarin uiteindelijk wordt vastgelegd wat er met de woningen gaat gebeuren: wordt het groot onderhoud of renovatie met behoud van huurcontract of wordt het sloop/nieuwbouw met beëindiging van huurcontract? De ontwikkelfase, waarin de plannen voor renovatie of sloop/nieuwbouw worden uitgewerkt. De realisatiefase, waarin de plannen worden uitgevoerd. De oriëntatiefase begint met een ‘woononderzoek’, dat meestal zal bestaan uit individuele huisbezoeken bij bewoners. Het voordeel daarvan is dat mensen vrijuit vanuit hun eigen situatie kunnen praten. Het nadeel is dat bewoners geen overzicht en inzicht krijgen in de verschillende manieren waarop je als bewoner naar de toekomst van de woningen, straat en wijk kunt kijken. Afhankelijk van de staat van de woning, de woonsituatie, leeftijd, binding met de buurt, toekomstplannen, financiële situatie, technische kennis etc.. Veel hangt af van hoe het gesprek én de eindrapportage door de (al of niet ingehuurde) medewerkers van de woningcorporatie wordt ingestoken. De bewoners hebben daar geen stem in; volgens het afgesproken stappenplan in het sociaal statuut wordt de medezeggenschap pas na dit woononderzoek georganiseerd. Uiteindelijk mogen bewoners in deze fase meepraten en adviseren, maar niet mee beslissen. De beslissing over wat er met de woningen gaat gebeuren, wordt genomen door het bestuur van de woningcorporatie of de VVE.
Recht op terugkeer in de buurt
Huurders van woningen die gesloopt gaan worden, mogen zelf met urgentie zoeken naar een nieuwe woning via Woonnet Rijnmond. Zo nodig doet de corporatie maximaal drie keer een aanbod voor een andere woning, passend bij de woonbehoefte en de leefwijze van de huurder (directe bemiddeling). Als hun inkomen wettelijk te hoog is voor een sociale huurwoning kan door de corporaties gebruik gemaakt worden van de wettelijke 10% ruimte voor hogere inkomensgroepen in de sociale woningbouw.
Een mooi resultaat is dat het vernederende concept ‘Wijken in Balans’ van tafel is. Er is vastgelegd dat bewoners bij sloop/nieuwbouw terug kunnen keren naar hun buurt. Het bepalen wat de “buurt” is, is onderdeel van het Sociaal plan dat bij ieder project in overleg tussen bewoners en corporaties wordt opgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met de natuurlijke grenzen van een wijk. Bewoners hebben dus geen recht op terugkeer op hun oude adres of straat. Dat is de sociale pijn; of dat kan het zijn, met name voor mensen die al lang met en naast elkaar wonen en voor wie de mensen in de straat een belangrijk sociaal netwerk zijn.
De spijtoptantenregeling
Winstpunt van dit Sociaal Statuut is de spijtoptantenregeling. Huurders die eerder besloten om een andere woning buiten de buurt te aanvaarden, maar die hier – om wat voor reden dan ook -spijt van krijgen, kunnen via de spijtoptantenregeling opnieuw naar hun oude buurt verhuizen. Op basis van individuele woonwensen en specifieke omstandigheden spant de verhuurder zich samen met huurder in om een passende oplossing te bieden. Huurders moeten een aanvraag voor de spijtoptantenregeling doen binnen een periode van 24 maanden ná de datum van de verhuizing. Spijtoptanten krijgen directe bemiddeling.
Geen huurgarantie
Er is bij sloop/nieuwbouw geen recht op behoud van de oude huurovereenkomst. Het oude huurcontract wordt beëindigd en bij herhuisvesting wordt een nieuw huurcontract opgemaakt. Dat is met name voor bewoners zonder recht op huurtoeslag een financiële tegenslag. Ze krijgen bij een hogere huur van hun nieuwe woning, en dat zal vermoedelijk bijna altijd het geval zijn, een tijdelijke, in drie jaar aflopende, korting van maximaal € 150 als huurgewenning.
Voorzichtig uitproberen van onafhankelijke professionele ondersteuning van bewoners
Zeggenschap van bewoners kan niet zonder (onafhankelijke) professionele ondersteuning: mensen met bouwkundige, technische kennis; en mensen die weten hoe ze bewoners samen kunnen brengen en ruimte kunnen scheppen voor verschillende standpunten; en die ervoor kunnen zorgen dat actieve bewoners het volhouden. We weten van stadsvernieuwing 1.0 hoe het werkt en hoe je dat kan organiseren. Het Sociaal Statuut is op dit belangrijke punt teleurstellend, of zoals Laurie Hermanns het benoemt: het is een compromis van een compromis. Een stevige organisatie van professionele bewonersondersteuners, zoals bijvoorbeeld Amsterdam heeft, zat er sowieso niet in. Maar een platform van bewonersondersteuners en de afspraak dat bij renovatie- en sloop/nieuwbouw bewoners altijd een beroep kunnen doen op professionele ondersteuning haalden het ook niet. We moeten het doen met drie pilotprojecten met professionele ondersteuning, die geëvalueerd zullen worden door de Veldacademie. De gemeente gaat een lijst opstellen van zzp-ers waaruit gekozen kan worden.
Is dat het dan? Hoe nu verder?
Laurie Hermanns hoopt dat bewoners in de praktijk hun positie kunnen verstevigen via maatwerk per project. Als hulpmiddel daarvoor zijn bij het Sociaal Statuut drie checklists gevoegd. Een voor het opstellen van het participatieplan, een voor het formuleren en beoordelen van het voorkeursscenario (dus wat de woningcorporatie uiteindelijk wil gaan doen) en een voor het opstellen van het sociaal plan voor bewoners. Het zou natuurlijk mooi zijn als bewonersgroepen van elkaar weten hoe ver ze daarin zijn gekomen. Dus wat daarin mogelijk blijkt te zijn. Daarbij kan je denken aan een databank van afgesproken projectplannen, maar ook aan overleggen tussen bewonersgroepen in de wijk of stad over specifieke thema’s. Een nuttige klus voor een organisatie van professionele bewonersondersteuning. Maar die krijgen we dus (voorlopig) niet in Rotterdam. Zou Recht op de Stad daar, in samenwerking met het GOH (het Gemeenschappelijk Overleg van Huurdersorganisaties in Rotterdam), het voortouw in kunnen nemen?
Joke van der Zwaard