Het betere plan voor wonen in Rotterdam

Categorie: Beleid

Wethouder Kurvers omarmt voorstel Recht op de stad voor Rotterdams Sociaal Statuut

Wethouder Kurvers liet in het actualiteitendebat vorige week weten dat hij bereid is om ideeën van Recht op de stad over te nemen, zoals het idee om een Rotterdams Sociaal Statuut op te stellen waarin de positie van bewoners bij sloop- en renovatieplannen vastgelegd wordt. We zijn verheugd te horen dat de wethouder zich hiervoor wil inzetten. Ook GroenLinks en PvdA spraken zich in het debat positief uit over een stedelijk Sociaal Statuut.

Het actualiteitendebat op donderdag 24 juni werd gevoerd naar aanleiding van de VN-brief over mensenrechtenschendingen door het woonbeleid en specifiek de sloop van de Tweebosbuurt. Tijdens het debat is veel gesproken over het gebrek aan zeggenschap voor bewoners, dat in de Tweebosbuurt feitelijk heeft geleid tot gedwongen verhuizing en daarmee een schending van het recht op huisvesting.

In het debat is ook kort gesproken over de rol van ‘actiegroepen van buitenaf’. Recht op de stad is voortgekomen uit verschillende actiegroepen en bewonersgroepen die protesteren of protesteerden tegen herstructureringsplannen voor hun buurt. Actiegroepen brengen bewoners bij elkaar, informeren bewoners over hun rechten en mogelijkheden, en brengen bewoners in contact met juridische en bouwtechnische experts. Actiegroepen voorzien dus in een behoefte aan ondersteuning van bewoners, die de gemeente en woningcorporaties momenteel niet biedt.

Rotterdams Sociaal Statuut

Recht op de stad heeft in de afgelopen tijd enkele gesprekken gevoerd met wethouder Kurvers over het regelen van zeggenschap via een Sociaal Statuut. Op dit moment heeft Rotterdam geen stedelijk Sociaal Statuut. Sommige woningcorporaties hebben een eigen Sociaal Statuut of zijn deze aan het opstellen, maar op dit moment heeft geen van de woningcorporaties zeggenschap van bewoners goed geregeld. Voor particuliere huurders en eigenaar-bewoners heeft de gemeente Rotterdam alleen afspraken gemaakt over herhuisvesting. Voor antikraak- en tijdelijke huurders is niets geregeld.

Andere steden, waaronder Amsterdam, Leiden, Utrecht, Den Haag en Amersfoort, hebben al een stedelijk Sociaal Statuut, hoewel de kwaliteit wisselt. In een stedelijk Sociaal Statuut worden afspraken over sloop- en renovatieprojecten vastgelegd, waarbij de relatie tussen huurders en de corporatie centraal staat, met de rechten en plichten die zij hebben. De afspraken zijn bedoeld om de positie van huurders bij de voorbereiding van renovatie en/of sloop te versterken en vormen een raamwerk voor het overlegproces tussen de bewonersvertegenwoordiging en de corporatie.

Wethouder Kurvers gaf in het debat al aan dat hij het opstellen van een stedelijk Sociaal Statuut kan aanmoedigen, maar dat het initiatief daarvoor bij de woningcorporaties en bewonersvertegenwoordiging ligt. Recht op de stad voert hierover momenteel ook gesprekken met de grote woningcorporaties en de huurdersorganisaties.

Hoe verder: drie aanvullende voorwaarden voor volwaardige zeggenschap

De toezegging van wethouder Kurvers dat er een Rotterdams Sociaal Statuut wordt opgesteld is een eerste stap. Het is uiteraard van belang dat de afspraken die zullen worden gemaakt de positie van bewoners die te maken krijgen met herstructureringsplannen daadwerkelijk versterken. Om dit te realiseren, dringt Recht op de stad aan op aandacht voor drie aanvullende voorwaarden.

Ten eerste raakt herstructurering niet alleen huurders van woningcorporaties. De sloop- en renovatieplannen van de gemeente omvatten ook woningen van particuliere huurders en van eigenaar-bewoners. Daarnaast wonen er meestal ook antikraak- en tijdelijke bewoners in herstructureringsbuurten. Het is dan ook van belang dat het Rotterdams Sociaal Statuut de positie en rechten van alle bewoners goed regelt: corporatiehuurders, particuliere sociale huurders, vrijesectorhuurders, antikraak- en tijdelijke huurders, en eigenaar-bewoners.

Ten tweede is het belangrijk dat bewoners een volwaardige rol hebben in het opstellen van het Rotterdams Sociaal Statuut. De huurdersorganisaties van de corporaties worden hierbij betrokken, maar ook de andere bewonersgroepen moeten aan tafel zitten of worden vertegenwoordigd. Om daadwerkelijk een stem te hebben in de inhoud, is het belangrijk dat bewoners tijdens het opstellen van het Sociaal Statuut worden ondersteund door onafhankelijke experts.

Ten derde is een stedelijk Sociaal Statuut onlosmakelijk verbonden met onafhankelijke en professionele bewonersondersteuning tijdens het sloop- en renovatieproject, vanaf de oriënteringsfase tot en met de uitvoering en afronding. Recht op de stad pleit voor de oprichting van een brede gespecialiseerde organisatie om alle bewoners die te maken krijgen met sloop- en renovatieplannen te ondersteunen en adviseren. Deze organisatie moet gefinancierd worden door onder andere de gemeente en de woningcorporaties. Een voorbeeld van zo’n organisatie is stichting !Woon in Amsterdam. Ondersteuning moet zich onder meer richten op juridische en bouwtechnische expertise en op procesbegeleiding. Daarnaast is het aanbevelingswaardig om andere woongerelateerde zaken, zoals de huurteams, de eventueel op te richten woonbrigades en het Rotterdams gemeentelijk loket voor wooncoöperaties, hier ook onder te brengen.

Recht op de stad zal zich hiervoor blijven inzetten en staat open voor gesprekken met alle betrokken partijen.

Samenvatting officiële mededeling VN-Speciale Rapporteurs over mensenrechtenschendingen door woonbeleid

In een officiële mededeling spreken de Speciale Rapporteur voor het recht op huisvesting en vier andere Speciale Rapporteurs van de Verenigde Naties hun zorgen uit over het woonbeleid in Rotterdam. Hieronder volgt een samenvatting van de mededeling. Lees hier ons persbericht

De Speciale Rapporteurs uiten hun ernstige bezorgdheid over het Rotterdamse huisvestingsbeleid dat gericht is op het verminderen van het aantal betaalbare woningen, in een tijd van woningnood en hoge aantallen dak- en thuislozen in Rotterdam en Nederland. Op basis van signalen zijn de VN-Rapporteurs bezorgd dat het huidige woonbeleid van Rotterdam de verwezenlijking van het recht op adequate huisvesting ondermijnt.

Armoede en dakloosheid

Ze maken zich grote zorgen dat de vermindering van betaalbare huisvesting het risico op armoede en dakloosheid voor kwetsbare huishoudens verhoogt, vooral gezien het feit dat de gemeente Rotterdam er al niet in slaagt om dakloosheid uit te bannen (ondanks een VN-mededeling in 2019 over dakloosheid). Dakloosheid is een schending van de mensenrechten. Overheden zijn, volgens de internationale mensenrechtenwetgeving, verplicht om het essentiële minimum van het recht op adequate huisvesting te waarborgen.

Discriminatie

Een bijkomende zorg is dat, gegeven de bevolkingssamenstelling van Rotterdam-Zuid, de vermindering van de betaalbare woningvoorraad in dit gebied in effect leidt tot discriminatie van mensen met een migratieachtergrond.

De landelijke Wet Bijzondere Maatregelen Grootstedelijke Problemen (‘Rotterdamwet’), met name de artikelen 8 en 10, heeft discriminerende eigenschappen, omdat het mensen uitsluit van huisvesting op basis van klasse (inkomensbron) en herkomst (migratieachtergrond), aldus de VN-Rapporteurs. De Rotterdamwet beperkt de toegang tot huisvesting voor aangewezen groepen, met discriminatie tot gevolg.

NPRZ en Woonvisie

De VN-Rapporteurs gaan in hun brief in op de beleidskaders voor het Rotterdamse woonbeleid. Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) beoogt een afname van duizenden betaalbare woningen die worden vervangen door vooral duurdere woningen. De Woonvisie Rotterdam 2030 heeft als doel de betaalbare woningvoorraad met 13.500 woningen te verminderen en tegelijkertijd het aantal woningen in de midden-, hogere en topsegmenten te vergroten.

De VN-Rapporteurs vrezen dat veel mensen met een laag inkomen, waaronder mensen met een migratieachtergrond, zullen moeten verhuizen uit de stad. Het besluit van de gemeente om de voorraad betaalbare woningen te verkleinen is gebaseerd op de veronderstelling dat de voorraad groter is dan het aantal huishoudens dat in aanmerking komt voor sociale huur; dit uitgangspunt wordt echter betwist en er is gewaarschuwd voor een tekort aan 9.000 betaalbare woningen voor degenen die in aanmerking komen voor sociale huisvesting in Rotterdam.

Bovendien zijn bewoners niet betrokken geweest bij de planning en besluitvorming over herstructurering, renovatie en sloop. Daarnaast is hun recht op terugkeer naar hun buurt niet gegarandeerd, wat zal leiden tot ontwrichting en verlies van sociale netwerken voor huishoudens die al kwetsbaar zijn vanwege een laag inkomen of armoede.

Tweebosbuurt

Daarnaast is de betrokkenheid van de gemeente bij de transformatie van de Tweebosbuurt, Afrikaanderwijk, mogelijk een schending van het mensenrecht op adequate huisvesting en andere mensenrechten. Zonder overleg met de bewoners is besloten om een hele wijk te slopen. Dit resulteert in gedwongen uitzettingen die de woonzekerheid, die alle personen zouden moeten hebben, aantast. Hierdoor wordt het recht op adequate huisvesting geschonden.

Het recht op adequate huisvesting is vastgelegd in zowel nationale wetgeving als internationale mensenrechtenwetgeving (verplichtingen die voortvloeien uit het IVESCR, ICERD en het IVBPR, verdragen die zijn geratificeerd door Nederland, en de UN Basic Principles and Guidelines on Development-based Evictions and Displacement).

Huurders hebben ook onvoldoende ondersteuning gekregen bij het vinden van alternatieve betaalbare woonruimte en kregen geen recht op terugkeer naar hun buurt. Het verlenen van een urgentiestatus voor andere woningen biedt volgens de VN-Rapporteurs onvoldoende ondersteuning, gezien het tekort aan betaalbare woningen in Rotterdam en aangrenzende gemeenten. Bovendien is er onvoldoende steun geweest voor bewoners die het risico lopen te worden gemarginaliseerd.

Vestia

Woningcorporatie Vestia heeft volgens de VN-Rapporteurs mogelijk huurovereenkomsten opgezegd op oneigenlijke gronden, zoals het beroep op dringend eigen gebruik en de financiële voordelen voor Vestia voortvloeiend uit de kortingsregeling voor de verhuurdersheffing, zoals reeds door de rechter is vastgesteld (ECLI:NL:RBROT:2020:125). Mogelijk heeft ook de financiële situatie van Vestia een rol gespeeld.

Bewoners in de Tweebosbuurt zijn niet betrokken bij de planning en besluitvorming over hun buurt, noch werden zij geraadpleegd over hun herhuisvesting, terwijl verhuurders op grond van de ‘Wet overleg huurders verhuurders’ verplicht zijn om in overleg te treden. Bewoners werden bovendien geïnformeerd dat hun huizen zouden worden gesloopt, terwijl een formele beslissing van de gemeenteraad nog in afwachting was.

Opschorten herstructureringsplannen

Volgens de VN-Rapporteurs hebben vergelijkbare problemen rondom zeggenschap en ondersteuning zich voorgedaan in de Wielewaal, Patrimonium’s hof, HKT-blok, Carnisse en Gerdesia-midden.

De Speciale Rapporteurs roepen de Nederlandse regering op om direct te stoppen met huisuitzettingen, in het licht van de Covid-19-pandemie. Ze vragen de regering om meer informatie te geven over een aantal kwesties op het gebied van huisvestingsbeleid waarover zij bezorgdheid hebben geuit.

In afwachting van een antwoord dringen de Speciale Rapporteurs erop aan dat de uitvoering van maatregelen die leiden tot vermeende schendingen van de mensenrechten worden opgeschort. Als na onderzoek blijkt dat de inderdaad sprake is van schending van mensenrechten, dan moeten de slachtoffers voldoende worden gecompenseerd.

De mededeling is afkomstig van de Speciale Rapporteur voor adequate huisvesting in relatie tot het recht op een behoorlijke levensstandaard en het recht op non-discriminatie in deze context, de Speciale Rapporteur voor het recht op ontwikkeling, de Speciale Rapporteur voor de mensenrechten van migranten, en de Speciale Rapporteur voor extreme armoede en mensenrechten.

De volledige brief van de VN-Rapporteurs is hier te downloaden (opent in pdf).

Discriminatie en de sloop van de Tweebosbuurt

Protest in de Tweebosbuurt op 19 april 2021

Afgelopen donderdag was er in de gemeenteraad een actualiteitendebat naar aanleiding van de tv-uitzending van Opstandelingen op 3 juni over ‘Sloopstad Rotterdam’. In het debat, aangevraagd door de SP, werd de wethouder onder meer gevraagd om excuses aan te bieden aan de bewoners van de Tweebosbuurt voor het overhaaste en onzorgvuldige besluitvormingsproces, waarin bewoners zijn overvallen met het sloopbesluit en geen zeggenschap hebben gehad. De wethouder zag helaas geen reden om excuses te maken.

In dat debat sneed Nida-raadslid Ercan Büyükçifçi ook een andere kwestie aan, namelijk dat er sprake was van ‘racistische politiek’ bij het sloopbesluit. Büyükçifçi wees erop dat “onder meer ook de etnische samenstelling van die wijk aanleiding heeft gegeven om de wijk te bestempelen als zijnde een probleemwijk.” Büyükçifçi verwees ook naar de discriminatoire Leefbaarometer die tegenwoordig wordt gebruikt in het Rotterdams beleid, onder meer om de Rotterdamwet in buurten en straten te onderbouwen. Het leidde tot een verhit debat, AD deed verslag. Gwen van Eijk reflecteerde op het debat en op de vraag of en hoe sprake is van racistisch sloopbeleid, dat kun je hier lezen.

Toevallig verscheen vandaag ook een artikel in tijdschrift De Kanttekening over ‘bicultureel leed door het Rotterdamse woonbeleid’, waarin Tweebossers Mustapha Eaisaouiyen, Hamza Oulad Abdelah en Achmed Abdillahi aan het woord komen over de racistische aspecten van de sloop van de Tweebosbuurt. Mustapha:

In de NPRZ-nota Handelingsperspectief Afrikaanderwijk uit 2013 wordt expliciet gezegd dat bewoners negatieve associaties hebben bij allochtonen. Het staat er zwart op wit. De advocaat van woningcorporatie Vestia heeft de passage letterlijk overgenomen in de zogenoemde Memorie van Grieven van 21 april 2020, voor een rechtszaak van Vestia tegen de bewoners van de Tweebosbuurt die weigerden akkoord te gaan met de ontbinding van hun huurcontract.

Ahmed noemt het sloopbeleid “een onzichtbare sociale zuivering tegen mensen met een biculturele achtergrond, die een lager inkomen hebben.”

Voordat ik in de Afrikaanderwijk kwam woonde ik in Katendrecht. Vroeger was dit een multiculturele wijk, maar nu is het een hippe witte wijk geworden. Dat verstaat de gemeente onder leefbaar.

In het artikel komt ook D66-fractievoorzitter Chantal Zeegers aan het woord. Ze herhaalt haar eerdere statement dat ze wil nadenken over een nieuwe woonvisie en lijkt te suggereren dat ze tegen sloop is als er geen bouwtechnische reden voor is. Opmerkelijk, want in het Arminius-debat vorige week zei D66-raadslid Robin de Roon nog dat de Woonvisie nog voldoet, en alleen op het punt van verdichting moet worden aangescherpt.

Lees het hele artikel in De Kanttekening hier.

Inspreekbijdrage voor ‘De wijk aan zet’

Op 3 juni was er op het Stadhuis een inspreekmoment over het raadsvoorstel ‘De wijk aan zet’, het plan van de gemeente voor een nieuwe wijkdemocratie. Mustapha Eaisaouiyen sprak namens Recht op de stad in.

Goedemiddag, mijn naam is Mustapha Eaisaouiyen. Ik zit hier namens Recht op de stad. Recht op de stad is een initiatief van onder andere wetenschappers, stadssociologen, kunstenaars, fotografen, stedenbouwkundigen, schrijvers en verschillende bewonerscommissies. Recht op de stad wordt ondersteund door onder andere de grote huurdersorganisaties.

Eind dit jaar zult u starten met de verkiezingscampagne. Sommige partijen zijn al gestart met het profileren. Het belangrijkste verkiezingsonderwerp, daar bent u het allen over eens, is wonen. Nu zijn wij hier bij elkaar gekomen om te praten over de wijk aan zet. Dat komt voort uit het feit dat Rotterdammers weinig te vertellen hebben over hun eigen woonomgeving.

Het begrip woonomgeving bestaat uit de twee woorden: woon en omgeving. In dit voorstel voor ‘de wijk aan zet’ wordt alleen ingegaan op de omgeving. Dat is opmerkelijk! Wonen is het belangrijkste onderwerp voor de verkiezingen en wonen is een primaire levensbehoefte, maar Rotterdammers krijgen van dit college niets te vertellen over hun eigen woning. Zoals het de afgelopen jaren geregeld is, leidt dit alleen tot frustratie en onvrede. Recht op de stad is een bewonersinitiatief dat ontstaan is uit deze frustratie en onvrede.

Er is een toename van het aantal rechtszaken tussen de gemeente en haar inwoners. Het vertrouwen in het gemeentebestuur is bedroevend laag, zeker op Zuid waar een heel laag opkomstpercentage voor de verkiezingen is. Dat moet dit college zich aanrekenen. Het vertrouwen moet dus terugkomen. Daar kan de wijk aan zet een grote rol in spelen.

Hoe moet het dan anders? Dat is de centrale vraag die vandaag gesteld wordt.

We zijn vaak goed in het wiel opnieuw uitvinden. In het verleden zijn de wijken al eens aan zet geweest. Hiervoor moeten we terug naar de tijd van de stadsvernieuwingsprojecten. Dat uitgangspunt is een uitstekende voor de wijk aan zet. Dat uitgangspunt leidde in 1973 tot de Verordening Organisatie Stadsvernieuwing waarin staat dat

bij de beleidsvorming, de voorbereiding van de plannen en de uitvoering daarvan de daarbij direct betrokkenen, de bewoners van de te vernieuwen wijken, volledig behoren te worden ingeschakeld.

Dat laatste staat in schril contrast tot hoe het nu geregeld is. Dat het dus nu anders moet staat ons inziens buiten kijf. Wat moet er anders? Er moet echte zeggenschap voor bewoners komen. By the way: we spreken niet meer over participatie. Dat woord hebben we tijdens de stadsgesprekken, die in de afgelopen maanden werden gevoerd, afgeschaft. Iedereen die vandaag nog het woord participatie gebruikt moet een euro inleggen.

Hoe regel je echte zeggenschap voor bewoners? Dat begint met zeggenschap zo laag mogelijk te organiseren. Wat is dan zo laag mogelijk? Dat is wettelijk al bepaald. Dat zijn namelijk de bewonersorganisaties. Bewonersorganisaties zijn ons inziens het juiste niveau, maar deze worden aangejaagd door de wijkraden. De wijkraden kennen de bewoners van de verschillende woon- en buurtcomplexen.

Het voorstel voor ‘de wijk aan zet’ dat er nu ligt is een voorstel voor meebeslissen over de buitenruimte. Dit voorstel behelst niets anders dan kaderafspraken tussen de gemeente en haar inwoners. Voor Recht op de stad is het essentieel dat deze kaderafspraken óók gemaakt worden met betrekking tot meebeslissen over de woning. Andere steden hebben dit al jaren. Zij kennen een zogenaamd Stedelijk Sociaal Statuut.

Wat is een Sociaal Statuut, hoor ik sommigen denken. Dat zijn kaderafspraken die de gemeente en de woningcorporaties samen met de huurdersorganisaties maken. In dit Sociaal Statuut maak je afspraken over herstructurerings-, renovatie-, en (groot)onderhoudsprojecten. En die laatste zijn net zo belangrijk als de herstructureringsprojecten.

Hoe verhoudt dit zich tot ‘de wijk aan zet’? Hiervoor citeer ik uit een brief van 30 januari 2020 van oud-wethouder Herman Meijer aan dit college:

Wat ik geleerd heb is dit: dat de fysieke aanpak van de stad alles te maken heeft met de kwaliteit van onze lokale democratie. En bovenal: dat Rotterdammers, wanneer ze van nut en noodzaak overtuigd zijn, altijd constructief meewerken. Maar dan moet hun positie als bewoner en belanghebbende wel voluit erkend worden.

Nu is het met dit voorstel zo dat Rotterdammers wel mogen adviseren over onder andere de buitenruimte en de bereikbaarheid van hun wijk, maar de eigen woning mag ondertussen een sleets uiterlijk krijgen omdat de woningcorporatie geen onderhoud pleegt. Met een Stedelijk Sociaal Statuut kun je echte zeggenschap aan huurders geven bij sloop- en renovatieprojecten en je biedt Rotterdammers de mogelijkheid om zelf ook met plannen te komen. Dat kunnen plannen zijn voor bijvoorbeeld een eigen wooncoöperatie. Je wilt als stad een community zijn en daarin weer subcommunities op wijkniveau organiseren.

Wat is er nodig om dat Sociaal Statuut goed uit te kunnen voeren? De juiste bewonersondersteuning is nodig. Zoals dat in de jaren ’70 en ’80 tijdens de stadsvernieuwing ook goed ging. En zoals dat nu ook in Amsterdam beter dan hier geregeld wordt door Stichting Woon. Deze stichting is in het leven geroepen om bewoners te ondersteunen op allerlei woongerelateerde zaken zoals: het ondersteunen van individuele bewoners bij Huurcommissiezaken, het ondersteunen van bewonerscommissies en ook het ondersteunen van nieuwe wooncoöperaties. Amsterdam heeft hiervoor een investeringsfonds van 50 miljoen in het leven geroepen. Wij besteden hier in Rotterdam 0 euro aan.

Wijkraden kunnen in de nieuwe opzet gebruik maken van deze expertise. Wijkraden zijn de ogen en oren van de stad. Zij weten wat er in de wijk speelt. De wijkraden weten waar verkamering een groot probleem dreigt te worden. Waar het nodig is dat straten moeten worden beschermd tegen beleggers, omdat er te veel verloop is wat niet ten gunste komt van de buurt. En de wijkraden kunnen aangeven waar bijvoorbeeld zelfbewoonplicht uitkomst kan bieden om de sociale cohesie in een buurt een boost te geven. Wijkraden moeten ook opdracht kunnen geven aan die nieuw op te richten stichting à la Woon om huurteams in te schakelen, zoals die nu al als pilot voor zes wijken opgetuigd is.

Op deze manier krijg je een gelijk speelveld tussen huurder en verhuurder, maar ook tussen gemeente en bewoners. De macht van het college en de verhuurders is nu veel groter dan de macht van de burger. Wil je tegenmacht bieden dan is deze ondersteuning essentieel.

Wat ons betreft is de wijk aan zet nooit af. Met ons voorstel zijn we er nog niet. Finetuning is altijd mogelijk. Meer en minder moeten mogelijk zijn. Met de wijk aan zet kun je bijvoorbeeld ook de enorme verduurzamingsopgave voor Rotterdam, waar wij nu op achterlopen, goed regelen.

Als we de voorgestelde aanpak voor ‘de wijk aan zet’ invoeren, laten we dan beginnen met het belangrijkste. Dat is niet alleen als gemeente garanderen dat iedereen een betaalbaar dak boven z’n hoofd heeft, maar ook dat Rotterdammers echte zeggenschap over de eigen woning en omgeving krijgen. Hierbij staat niet alleen het welzijn van de mens centraal maar ook van de dieren en landschap met respect voor de geschiedenis van een wijk. Dat zijn geen futiliteiten. Dat zijn rechten. Op deze manier geven wij in Rotterdam echte uitvoering aan het uitgangspunt dat wonen een grondrecht is.

Ik dank u voor uw aandacht en mocht u nog vragen hebben dan ben ik zeker bereid om deze beantwoorden.

Kamervragen over wooncoöperatie Tweebosbuurt: minister miskent rechten huurders

Door: Unie van en voor Tweebossers, medeondertekend door Recht op de stad

In maart stelde Tweede Kamerlid Sandra Beckerman (SP) Kamervragen vragen aan minister Ollongren van BZK (Wonen) over de afwijzende reactie van woningcorporatie Vestia op een verzoek van de Unie van en voor Tweebossers om onderzoek te doen naar een wooncoöperatie in de Tweebosbuurt. De Kamervragen zijn op 17 mei door minister Ollongren beantwoord. De Unie van en voor de Tweebossers reageert in onderstaande op de antwoorden.

Wat vooraf ging

Half maart heeft een groep bewoners uit de Tweebosbuurt aangekondigd dat ze een wooncoöperatie willen oprichten. De ‘Unie van en voor de Tweebossers’ heeft daarvoor een officieel verzoek voor een onderzoek ingediend bij Vestia, maar dat werd door Vestia direct afgewezen. Dat is om meerdere redenen opmerkelijk. Zo is tijdens de mediation tussen Vestia en huurders (die door Vestia zelf voortijdig is beëindigd) besproken dat een wooncoöperatie oprichten voor één woonblok ook bespreekbaar was.

In een brief aan de Tweebossers, verzonden door de advocaten van Vestia, stond onder meer dat het oprichten van de wooncoöperatie door bewoners zou worden gebruikt om de herstructurering te frustreren. Verder stelde Vestia zich op het standpunt dat de bewoners geen eenheid vormen zoals in de Woningwet wordt bedoeld, waardoor een wooncoöperatie geen optie zou zijn.

Reactie Cooplink

De afwijzing van Vestia leidde tot verschillende reacties. Cooplink, het kennisnetwerk voor wooncoöperaties, schreef hierop een brief aan de Raad van Bestuur van Vestia, met de boodschap dat een reactie van advocaten misplaatst is. Bovendien mag het recht van huurders om de mogelijkheden voor het oprichten van een wooncoöperatie niet worden ontzegd.

Wat betreft het vereiste van een ‘eenheid’ stelt Cooplink dat nabijheid in de Woningwet niet wordt gedefinieerd, maar dat de ervaring leert dat dezelfde straat of dezelfde buurt wordt bedoeld. “Dat de ondertekenaars niet in één blok wonen zegt niets over de groep als geheel. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat de advocaten handig gebruik willen maken van het feit dat ‘nabijheid’ niet is gedefinieerd om zo het recht van de huurders te ontkennen.”

Daarnaast vinden wij dat het standpunt dat geen sprake zou zijn van nabijheid’ een drogreden. Vestia wenst de Tweebosbuurt te herstructureren. Na deze herstructurering is het onmogelijk om de eigen woning te behouden. Een verhuizing naar een woning in een nog nader aan te wijzen woonblok behoort tot de mogelijkheden zoals door Vestia zelf is aangegeven. De nabijheid is hiermee direct ook gegarandeerd. De huidige en toekomstige huurders (inclusief de zogenaamde spijtoptanten) wonen hiermee ook in elkaars nabijheid gelegen woongelegenheden.

Kamervragen aan de minister

De afwijzende houding van Vestia was ook aanleiding tot Kamervragen door Sandra Beckerman (SP) aan minister Ollongren. Deze vragen zijn op 17 mei beantwoord. Cooplink merkte hierover direct op dat er in elk geval een onjuistheid in de antwoorden van de minister staat. De minister zegt: “met de vorming van een coöperatie worden de sociale huurwoningen namelijk onttrokken aan de sociale voorraad en deze woningen zijn daarmee niet meer beschikbaar voor de gehele doelgroep.” Dit is niet juist, legt Cooplink uit, want “wooncoöperaties zorgen juist voor betaalbare huisvesting, sterker nog veelal woonruimte bieden in de sociale huur.”

De minister beantwoordt echter ook andere vragen niet correct. Daarnaast is het bij enkele vragen duidelijk dat de minister informatie heeft opgevraagd bij Vestia en de gemeente Rotterdam en in haar antwoorden hun standpunten herhaalt. Dat is kwalijk, want daarmee zet de minister in haar beantwoording niet de belangen van de huurders op de voorgrond, maar die van Vestia en de gemeente.

We zullen per vraag reageren op de beantwoording van de minister. (Vraag 8 en 9 laten we buiten beschouwing omdat ze niet relevant zijn voor de Tweebosbuurt.)

Vraag 1 Wat is uw reactie op het bericht dat bewoners van de Tweebosbuurt in Rotterdam een wooncoöperatie willen oprichten en daarmee sloop kunnen voorkomen?

Antwoord van de minister: “De Woningwet stelt een aantal eisen aan de oprichting van een wooncoöperatie. Het is aan lokale partijen om te bezien of een initiatief voor het oprichten van een wooncoöperatie wenselijk en haalbaar is.”

Onze reactie:

Het antwoord van de minister suggereert dat zij de Woningwet zodanig probeert te interpreteren dat Vestia aan de voorkant mag en kan beslissen of een wooncoöperatie wenselijk en haalbaar is. Dat is in het geheel niet juist. Huurders hebben volgens de Woningwet recht op een uitgebreid onderzoek naar de haalbaarheid van een wooncoöperatie. Alleen op basis van zo’n uitgebreid onderzoek kan worden bepaald of het wel of niet (financieel) haalbaar is. Pas als het haalbaarheidsonderzoek positief is dan kan en mag Vestia besluiten of het wenselijk is of niet. Indien Vestia het coöperatieplan als onwenselijk verklaart dan dient zij dat met juiste argumentatie te omkleden. Overigens zijn hier geen andere partijen bij betrokken dan Vestia en de huurders. Bij de koopvariant treden de huurders tijdens het haalbaarheidsonderzoek in overleg met de gemeente over de vaststelling van de prijs van de grond hetzij in vol eigendom of middels erfpachtrecht.

Vraag 2+3 Waarom stemt Vestia niet in met het onderzoek naar de oprichting van een wooncoöperatie, terwijl de bewoners in de Tweebosbuurt wettelijk gezien recht hebben op een onderzoek en ook op ondersteuning van de woningcorporatie daarbij? Kunt u in uw toelichting ingaan op het feit dat alleen al sinds het verzoek om een gesprek over het willen oprichten van een coöperatie er zes maanden de tijd gegeven moet worden aan de bewoners?

Antwoord van de minister: “Indien bewoners van tenminste vijf in elkaars nabijheid gelegen huurwoningen de intentie hebben om een wooncoöperatie op te richten, kunnen zij een gesprek aangaan met de corporatie over de mogelijkheden. Ik heb begrepen dat bij het verzoek om een gesprek aan de corporatie al duidelijk was dat de situatie niet voldeed aan de eisen die de wet daar aan stelt om gekwalificeerd te worden als wooncoöperatie. Om te voldoen aan de definitie van een wooncoöperatie zoals bedoeld in de Woningwet dient er sprake te zijn van huurders van ten minste vijf in elkaars nabijheid gelegen woongelegenheden die financieel, administratief, bouwtechnisch, stedenbouwkundig of anderszins een eenheid vormen. Bij de bewoners van de Tweebosbuurt is echter sprake van een initiatief van huurders/bewoners van een achttal woningen die zijn verspreid over een viertal woonblokken gelegen in een vijftal straten. De Autoriteit woningcorporaties heeft op 31 maart jl. aan bewoners gemeld dat hun initiatief, gezien de ligging van de woningen, zich niet kenmerkt als een initiatief in de zin van de wet. Daarnaast, zo meldde de Autoriteit woningcorporaties, is in het initiatief tevens sprake van huurwoningen die niet bewoond worden door leden van het initiatief, terwijl dit eveneens een wettelijk vereiste is. Om deze reden kan het initiatief geen gebruik maken van de mogelijkheden die de Woningwet geeft.”

Onze reactie:

Wederom laat het antwoord van de minister zien dat zij haar oor alleen heeft laten hangen bij Vestia. Zij heeft bij beantwoording van deze vraag niet gevraagd en niet gekeken naar de zienswijze van de bewoners. De minister heeft gelijk als het gaat om de oprichting van een wooncoöperatie dat deze door ten minste vijf in elkaars nabijheid gelegen woongelegenheden die een eenheid vormen. Maar zo ver is het nog niet. Dit verzoek is een verzoek om een haalbaarheidsonderzoek te mogen uitvoeren. Nadat een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd is en gebleken is dat een wooncoöperatie mogelijk is dan dienen ten minste vijf huurders in elkaars nabijheid gelegen woongelegenheden deze wooncoöperatie op te richten voor de eenheid die zij vormen. Dat kan niet vooraf bepaald worden. De genoemde acht personen zijn slechts voornemens om het haalbaarheidsonderzoek te verrichten.

Bovendien heeft Cooplink erop gewezen dat de Woningwet niet duidelijk is over wat precies moet worden verstaan onder een ‘eenheid’. Het is twijfelachtig en niet in het belang van huurders dat de minister op dit punt meegaat met de definiëring van Vestia in plaats van te benadrukken dat dit nader onderzocht moet worden in het haalbaarheidsonderzoek.

De minister verwijst naar de Autoriteit Woningcorporaties. Wij wijzen erop dat de Autoriteit in eerste instantie geen melding van Vestia heeft ontvangen. De Autoriteit is door de Unie van en voor Tweebossers op de hoogte gesteld van haar verzoek met betrekking tot het haalbaarheidsonderzoek naar het oprichten van een wooncoöperatie. De Autoriteit heeft vervolgens haar oor alleen bij Vestia te luister gelegd, maar geen wederhoor toegepast. De Autoriteit is inmiddels wel bereid om de zienswijze van bewoners aan te horen. Bewoners zullen daar gebruik van maken.

Vraag 4 Hoe verhoudt het niet meewerken of zelfs tegenwerken van de oprichting van een wooncoöperatie door een woningcorporatie zich tot uw eigen woorden dat “in de Woningwet geen wettelijke beperkingen staan voor het oprichten van een wooncoöperatie”?

De Minister antwoordt als volgt: “Hoewel de Woningwet geen beperkingen oplegt aan initiatieven die een wooncoöperatie wensen op de richten is de woningcorporatie niet verplicht om de woningen aan het initiatief te verkopen”

Onze reactie:

In de Woningwet staat dat een woningcorporatie inderdaad niet verplicht is om hun woningen te verkopen of in beheer te geven aan een wooncoöperatie. Als de verhuurder dat niet wil, dan is hij nergens toe verplicht. De Woningwet verplicht de woningcorporatie wél om een bewonersgroep een ‘kans te geven’ door zes maanden de tijd te geven, er over in overleg te treden en minimaal € 5.000,- ter beschikking te stellen om een coöperatieplan te maken (bron).

Nogmaals, de bewoners willen de variant van kopen eerst onderzoeken en wellicht is deze variant (financieel) niet haalbaar en zullen zij dus de beheervariant, waarbij het eigendom van de woningen bij Vestia blijft en de bewoners het beheer overnemen, nader moeten onderzoeken. Op voorhand is dat dus niet aan te geven en de minister kan deze vraag dus zo niet beantwoorden.

Vraag 5 Waarom is Vestia gestopt met de bemiddeling in de Tweebosbuurt en lijkt deze corporatie er alles aan te doen om de sloop van de huurhuizen door te drukken ondanks het aanhoudende en breed gedragen verzet uit de buurt? In hoeverre zijn oprechte gesprekken over alternatieve oplossingen zoals de oprichting van een wooncoöperatie dan nog mogelijk?

De minister antwoordt als volgt: “Afgelopen jaar hebben Vestia en een bewonersgroep een bemiddelingstraject afgerond. Het resultaat daarvan is dat Vestia toezegt dat alle vaste bewoners die eind oktober 2020 nog in de Tweebosbuurt wonen, desgewenst in de Tweebosbuurt kunnen blijven wonen c.q. terugkeren. Op basis van een inventarisatie onder deze bewoners heeft Vestia bovendien besloten om 11 woningen te renoveren in plaats van te slopen. De mediation heeft dus wel degelijk tot een alternatieve oplossing geleid. Ruim 90% van de bewoners is inmiddels verhuisd naar een andere woning waarvan het overgrote deel in de directe omgeving een plek heeft gevonden.”

Onze reactie:

Ook deze beantwoording is doorspekt met talking points van Vestia. Er is veel op en aan te merken. We beperken ons tot de belangrijkste:

  1. Vestia heeft eenzijdig het bemiddelingstraject stopgezet. Dit tot grote verrassing van de huurders en de bemiddelaars.
  2. Vestia heeft eenzijdig een onvolledige inventarisatie erdoorheen gedrukt.
  3. Vestia schendt de afspraak dat bewoners en Vestia samen naar de gemeente zouden stappen om een planaanpassing voor te stellen. Vestia is nu achter de rug van bewoners om naar de wethouder gestapt en zij hebben samen bekokstoofd dat behoud van 11 woningen een alternatief is, terwijl tijdens de mediation gebleken was dat één woonblok bespreekbaar was en een wooncoöperatie hiervoor oprichten ook bespreekbaar was. De wooncoöperatie komt dus niet uit de lucht vallen maar was het resultaat van de mediation.
  4. Vestia en de wethouder hebben nooit willen luisteren naar de redenen waarom huurders ‘vrijwillig’ naar een andere woning verhuisd zijn. Zulks is door de kantonrechter ook terecht opgemerkt. Vestia heeft weliswaar excuses aangeboden voor de manier waarop zij met haar huurders omgegaan is, maar heeft daar weinig lering uit getrokken.

Vraag 6 Is het gezien het feit dat Vestia wordt opgesplitst en zal ophouden te bestaan niet logisch om bewoners juist nu de mogelijkheid te geven een wooncoöperatie op te richten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is er een mogelijkheid dat een andere corporatie het coöperatieplan van de Unie van en voor de Tweebossers begeleidt? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord van de minister: “Er is geen inhoudelijke relatie tussen de voorgenomen opsplitsing van Vestia en het mogelijk oprichten van wooncoöperaties. Het opsplitsen van Vestia maakt onderdeel uit van de structurele oplossing voor Vestia, met als doel om te komen tot drie gezonde, zij het sobere corporaties. Het voorstel om een wooncoöperatie op te richten moet op zijn eigen merites beoordeeld worden. Zoals gezegd is het aan lokale partijen om de wenselijkheid en haalbaarheid te beoordelen.”

Onze reactie:

De minister stapt hier wel erg makkelijk over het feit heen dat Vestia noodlijdend is en dat dit in potentie de huisvesting, woonzekerheid en positie van huurders in gevaar brengt. We mogen ervan uitgaan dat er gezocht wordt naar oplossingen, zoals opsplitsing van Vestia, die de belangen van huurders optimaal beschermen. Maar juist deze situatie zou een opening moeten bieden aan huurders om een rol te nemen in de toekomst van hun huisvesting. Het overnemen van woningen door huurders in de vorm van een wooncoöperatie kan onderdeel van de oplossing zijn.

Vraag 7 Hoe verhoudt het niet meewerken of zelfs tegenwerken van de oprichting van een wooncoöperatie zich tot de paragraaf uit het nog geldende regeerakkoord van kabinet Rutte III, dat de mogelijkheden voor wooncoöperaties juist wil vergroten?

Op dit antwoord van de minister heeft Cooplink al gereageerd: het is niet correct dat met de oprichting van een wooncoöperatie de woningen aan de sociale sector worden onttrokken.

Tot slot

Het tegenwerken van Vestia tegen dit initiatief van de Tweebossers laat direct zien wat één van de grote struikelblokken van dit prachtig onderdeel van de Woningwet, de wooncoöperatie, is. De wooncoöperatie kent vele maatschappelijk voordelen die oplossingen bieden voor vele maatschappelijke vraagstukken zoals beschikbaarheid, betaalbaarheid, het klimaat en zorg voor elkaar. De wooncoöperatie dient een betere verankering in de wetgeving te krijgen en moet serieus gezien worden als een alternatief tussen huur en koop. Iets wat in andere landen zoals Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland gemeengoed is.

Bovendien zetten we nog de volgende kanttekening bij de antwoorden van de minister. De antwoorden zijn duidelijk in het voordeel van woningcorporatie Vestia geschreven. Vestia is bestempeld als saneringscorporatie. Deze typering kan vergeleken worden met een bedrijf dat in surseance van betaling verkeerd en daarom dient zij beschermd worden. Het financieel gezond worden is de belangrijkste opdracht die zij van deze en de vorige minister meegekregen heeft. De antwoorden van de minister zijn derhalve daarop gebaseerd. Niets mag het financieel gezond worden van Vestia in de weg staan. Deze opdracht heeft onder andere tot maximaal toegestane huurverhogingen, minimale onderhoud en afslanking van de bedrijfsorganisatie geleid. Niet iets waar Vestia zelf voor gekozen heeft, maar dus door de minister is opgelegd en aan de Autoriteit Woningcorporaties (AW) en het Waarborgfonds voor Sociale woningbouw (WSW) (lees: gemandateerd saneerder) is gedelegeerd. Vestia speelt een grote onzekere factor in de zekerheidspositie van het waarborgfonds. De schuldpositie van Vestia drukt extreem zwaar op de garantiestelling die dit fonds voor zijn rekening neemt. En daarmee loopt de volkshuisvesting voor heel Nederland gevaar. Dit gevaar wil de minister ontwijken en de rekening hiervoor heeft zij met name bij de huurders van Vestia gelegd.

Oud-wethouder Herman Meijer: sloop Tweebosbuurt en Wielewaal kan nog gestopt worden

Herman Meijer was van 1994 tot 2002 wethouder in Rotterdam, van onder andere stadsvernieuwing en volkshuisvesting, monumentenbeleid en migrantenbeleid, sociale vernieuwing, en dak- en thuislozen beleid. Nienke Terpsma, mede-initiatiefnemer van Recht op de stad, sprak op 19 mei voor haar radioprogramma op Worm Open City met Meijer over de vraag wat we kunnen leren van de bewonersprotesten van 50 jaar geleden, in aanloop naar de stadsvernieuwing van de jaren ’70.

In het gesprek kwam ook het protest tegen de sloop van de Tweebosbuurt en de Wielewaal aan de orde. Volgens Hermans is het sloopbeleid van Rotterdam achterhaald:

Kijk als jij je plannen begint in een tijd dat je denkt, deze stad heeft te veel arme inwoners, rijkere mensen willen hier niet wonen, en daar moeten we van alles aan doen om dat om te keren, en die omkering komt dan gewoon door de maatschappelijke ontwikkeling in Nederland, en je ziet gewoon de rijkere mensen binnenstromen ook op plekken waar je ze vroeger nog niet had zien wandelen bij wijze van spreken, dan moet je gewoon vaststellen dat je in een ander paradigma bent verzeild.

Gevraagd wat hij vindt van wat er gebeurt in de Tweebosbuurt en de Wielewaal, wijst Meijer erop dat zolang de buurten nog niet gesloopt zijn het stadsbestuur nog op zijn schreden kan terugkeren. “Die tegenstand is nog niet verloren per se. Zolang het nog niet plat ligt, kan er een omkeer komen in het proces, dat leert de geschiedenis.”

Een omkeer zou ook gerechtvaardigd zijn anticiperend op verwachte ontwikkelingen na de kabinetsformatie. Meijer verwacht dat het nieuwe kabinet de verhuurdersheffing zal afschaffen en dat daarmee dus ook de ‘sloopprikkels’ (de korting op de verhuurderheffing die woningcorporaties kunnen bedingen als ze gaan herstructureren) verdwijnen en de speelruimte voor corporaties weer wordt verruimd. Dan komt er ook meer ruimte voor woningcorporaties om bewoners hun woningen zelf te laten beheren, zoals de Tweebossers en de Wielewaalers met hun voorstellen voor wooncoöperaties willen.

Luister hier naar het fragment:

 

Voor meer informatie over het wekelijkse radioprogramma voor Worm Open City van Nienke (en Rob), waarin ze met wisselende gasten spreekt over de stad, wonen, woonbeleid en de rol van kunst, klik hier.

Rotterdamse huurdersorganisaties willen herziening Woonvisie

De vijf grootste huurdersorganisaties – van Havensteder, SOR, Vestia, Woonbron en Woonstad – roepen wethouder Kurvers (Bouwen en Wonen) op om de Woonvisie te herzien. In een brief schrijven zij dat “de cijfers die de Woonvisie nu hanteert niet reëel zijn”.

Het doel van de Woonvisie om het aantal sociale huurwoningen te verminderen wordt na enkele jaren uitvoering zichtbaar op de Rotterdamse woningmarkt: het aantal sociale huurwoningen is afgenomen, het aantal woningzoekenden is gestegen, de slaagkans voor een sociale huurwoning daalde van 14,6% in 2016 naar 6,7% in 2020 en het aantal gemiddelde reacties op een huurwoning steeg van 71 in 2016 naar maar liefst 325 in 2020, schrijft de Klantenraad Woonstad Rotterdam in een toelichting op de brief.

De gemeente Rotterdam “hanteert al jaren veel te rooskleurige cijfers” over de sociale woningvoorraad, aldus de vijf huurderskoepels. Zo rekent de gemeente ook particuliere huurwoningen en koopwoningen mee, maar “de gemeente heeft in het geheel geen regie of zeggenschap over deze laatste groepen.” Ook legt Rotterdam de grens voor een sociale koopwoning veel hoger dan andere grote steden.

Koopwoningen tot 220.000 euro, los van de stijging van de prijzen, zijn niet beschikbaar voor mensen met een minimum inkomen en voor wie de sociale woningbouw bedoeld is, omdat zij geen hypotheek kunnen krijgen. Ook voor middeninkomens is het kopen van een woning erg lastig. Deze woningen zouden daarom niet meegeteld mogen worden.

Verder is “het aantal actief woningzoekenden met zo’n 26.500 fors toegenomen: van 45.512 tot 71.929 in 2019. Desondanks blijft de gemeente vasthouden aan de Woonvisie.”

De huurderskoepels signaleren ook onvrede onder hun huurders:

De onvrede onder de Rotterdamse huurders groeit. Verschillende bewonersgroepen presenteerden onlangs het initiatief ‘Recht op de Stad’ waarin ook zij oproepen tot een aanpassing van het woonbeleid. Volgens de huurders gaat het huidige beleid ten koste van de zoekende en zittende Rotterdammers. Zij voelen zich niet meer welkom in hun eigen stad.

De huurdersorganisaties vragen nu om herziening van de Woonvisie omdat binnenkort de gesprekken tussen de gemeente, de woningbouwcorporaties en de huurderskoepels starten over de prestatieafspraken voor de komende twee jaar. De Woonvisie is het wettelijk kader voor deze afspraken. “Het vasthouden aan de niet meer kloppende normen uit de Woonvisie beperkt de mogelijkheden om tot een goede set prestatieafspraken voor onze huurders te komen,” aldus de huurderskoepels.

De zorgen over de sociale woningvoorraad sluiten aan bij ons betere plan voor woonbeleid (zie punt 3).

Lees hier de hele brief van de vijf huurdersorganisaties.

Wooncoöperaties verdienen een plek in het regeerakkoord

Cooplink, het kennisplatform voor wooncoöperaties, doet een oproep aan de informateur om in het regeerakkoord ruimte te geven aan wooncoöperaties. De oproep is ondertekend door 58 wooncoöperatieven uit het hele land, waaronder Het Rotterdams Woongenootschap en Bewonersvereniging Zelfbeheer hoek Teilingerstraat, beide mede-initiatiefnemers van Recht op de stad.

Deze oproep sluit aan bij het voorstel van Recht op de stad in ‘Het betere plan voor wonen‘ over wooncoöperaties (zie onder punt 2 over ‘zeggenschap’ en punt 4 over ‘bouwprogramma’). Initiatieven van bewoners moeten ruimte krijgen, naast woningcorporaties en de markt, om woningen te bouwen en/of te beheren. In ons plan dringen we erop aan dat de gemeente daarvoor de juiste voorwaarden schept.

Tot nu werpt het Rotterdams beleid belemmeringen op voor het realiseren van zulke projecten. Het plan van het Rotterdams Woongenootschap om op de plek van Odeon te bouwen liep na drie jaar spaak, de Unie Van en Voor de Wielewaalers hebben hun plan voor Tuindorp Wielewaal nooit serieus kunnen bespreken met Woonstad en de gemeente, en de nieuw opgerichte wooncoöperatie de Unie Van en Voor de Tweebossers krijgt door corporatie Vestia eveneens geen ruimte om hun plannen te erkennen (hierover zijn recent Tweede Kamervragen gesteld aan de minister). Landelijke regelgeving kan ervoor zorgen dat wooncoöperaties een serieuze plek in het Rotterdamse woonbeleid krijgen.

Zeggenschap én oplossing voor woningnood

Volgens oud-politicus Adri Duivesteijn, die meeschreef aan de oproep van Cooplink, is het “tijd dat er in het woonbeleid ruimte ontstaat voor initiatieven van onderop. Wooncoöperatieven kunnen een wezenlijke bijdrage leveren aan de oplossing van de problemen op de woningmarkt.”

Concreet wordt in de oproep een voorstel voor een passage in het regeerakkoord gedaan:

Bewoners die collectief willen voorzien in hun eigen manier van wonen, moeten hiertoe de kans krijgen. De wooncoöperatie is het geëigende middel, want ze draagt bij aan het gezond maken van de woningmarkt in Nederland. Binnen de woningwet worden ter stimulering van wooncoöperaties belemmeringen weggenomen; wordt een nationaal stimuleringsfonds voor wooncoöperaties in het leven geroepen dat de financieringsdrempel voor initiatieven wegneemt; worden gemeenten aangespoord locaties onder passende condities aan te bieden; krijgen woningcorporaties prestatieverplichtingen opgelegd om wooncoöperaties inkoop en huur te faciliteren en wordt een structurele kennisdeling voor en onder wooncoöperaties verzekerd.

Tijdelijk huren: bewuste keuze of pure noodzaak?

Een bewoner die momenteel antikraak woont stuurde een brief aan wethouder Kurvers en CDA-raadslid Christine Eskes, naar aanleiding van een gemeenteraadsvergadering waarin gezegd werd dat bewoners nu eenmaal zelf kiezen voor deze tijdelijke vorm van wonen.

Inmiddels zo’n tien jaar geleden woonde ik in een mooi appartement dat voor mij, vanwege niet stabiel inkomen, te duur werd en toen ben ik gaan kijken naar een alternatieve oplossing. Al vrij snel kwam ik terecht bij Ad Hoc waar ik een heel mooi huis kreeg aangeboden op basis van antikraak midden in het centrum. En dat voor slechts 180 euro per maand!

De selectieprocedure was toen nog redelijk streng en een vereiste was destijds dat je een backup-huis had, waar je eventueel op kon terugvallen als er na opzegging niet direct een doorplaatsing mogelijk was. Voor mij was het geen optie om naar mijn moeder terug te gaan en door het overlijden van mijn vader en het niet hebben van broers en/of zussen, was een backup-huis voor mij een uitdaging.

Ik heb toen een stacaravan gekocht op een gezellige camping, waar ik heel het jaar mocht verblijven en dat werd mijn backup-huis. Ik was erg blij met deze creatieve oplossing en dit alles was toen zeker een bewuste keus!

Na een flinke zomer klussen in en rondom m’n caravan, had ik er een prachtig plekje van gemaakt waar ik, en zo ook m’n moeder en vrienden, heel erg hebben genoten! Helaas kreeg mijn moeder een inzakkingsfractuur en was ze ook niet meer welkom bij mijn stiefvader, waarna ik haar voor drie maanden in huis heb genomen (met toestemming van Ad Hoc). Gelukkig heb ik, destijds voor haar (met veel pijn en moeite) via een particuliere verhuurder een fantastisch huisje voor haar kunnen vinden. Wat was ze blij en dat als cadeautje voor haar 70ste verjaardag!

Niet veel later sloeg het noodlot toe. Nadat ik haar heel de ochtend niet te pakken kreeg en snel van mijn woning naar haar was gekomen, vond ik haar op de vloer in de woonkamer, ze leefde in ieder geval nog! Maar ze was gevallen en haar heup was gebroken, ze had heel de nacht op de koude vloer gelegen! Na opname in het ziekenhuis en operatie aan haar heup, constateerden de doktoren dat zij borstkanker had en er meerdere complicaties waren. Haar mentale staat was ook een stuk slechter als dat ik eerder had gedacht en heb toen geen moment getwijfeld om bij haar in te trekken om voor haar te zorgen, ook een bewuste keuze!

In het begin had ik nog niet de intentie om definitief bij haar te gaan wonen, maar al vrij snel besloot ik dit wel te doen en heb ik mijn huis bij Ad Hoc opgezegd en heb (met pijn in m’n hart) mijn stacaravan verkocht. Drie hele zware maar ook hele mooie jaren volgden. In het begin, na een heupoperatie, was mijn moeder nog vrij zelfstandig en mobiel, later bedlegerig en in een rolstoel, maar we gingen iedere dag lekker even naar buiten en genieten van al het moois in het park en van elkaar.

Eind september 2016 kreeg zij heftige pijn in haar buik, waardoor we direct naar het ziekenhuis zijn gegaan en ze daar te horen kreeg dat ze de volgende dag niet zou halen omdat, door een verstopping, haar darm was gescheurd en zij door ontlasting een bloedvergiftiging had opgelopen.

De volgende ochtend heeft ze gelukkig nog wel gehaald en wonderbaarlijk ging het steeds iets beter, we zijn vanuit het ziekenhuis verhuisd naar een prachtige hospice, waar we samen een mooie kamer hebben gekregen en ik, tot haar overlijden in november 2016, ook logeerde.

Na haar overlijden heb ik geprobeerd in het huisje van mijn moeder te blijven – ik stond hier net niet lang genoeg ingeschreven om medehuurder te kunnen zijn maar ik mocht van de verhuurder toch blijven. Wel op voorwaarde dat ik opnieuw (de reeds betaalde) 1500 euro waarborgsom ging betalen en ook werd direct de huur met 100 euro verhoogd.

Na hier toch akkoord mee te zijn gegaan, kwam het volgende: een lekkage vanuit mijn douche die zo erg was dat het halletje bij de toilet eronder elke keer onder water stond na het douchen. Ik heb er meerdere meldingen van gedaan en heb uiteindelijk een half jaar met vuilniszakken op de wanden moeten douchen. Na nog een paar struggle-momenten, heb ik uiteindelijk besloten de handdoek in de ring te gooien en een andere woning te gaan zoeken.

Dit bleek echter niet zo makkelijk meer!

Via Woonnet Rijnmond (waar ik nu vier en een half jaar sta ingeschreven) was geen optie, omdat ik met mijn reacties ergens ver op de lijst, op de 100/200/300e plek eindigde, afhankelijk of het een woning betrof in Schiedam, Rotterdam of Spijkenisse.

Via makelaars lukte het ook niet op korte termijn en uit noodzaak heb ik mij toen weer bij Ad Hoc gemeld, in de hoop dat zij iets voor mij konden betekenen. Redelijk snel kreeg ik van hun een mooie woning aangeboden op Rotterdam Zuid op basis van tijdelijke verhuur. Het project zou op den duur gesloopt gaan worden maar dat was voorlopig niet aan de orde. Ik werkte destijds fulltime in de horeca (zo ik altijd heb gedaan, ook tijdens het zorgen voor mijn moeder), op dat moment op de Kop van Zuid. Dus deze woning kwam voor mij echt als een cadeautje. Eindelijk een beetje rust om alles een plekje te geven na een paar heftige jaren.

Omdat ik uiteraard van tevoren wist dat dit voor tijdelijk was, ben ik altijd blijven reageren op woningen via Woonnet Rijnmond, maar tevergeefs. Nog steeds ergens ver in de 100/200/300 met mijn reacties, afhankelijk of het een woning betrof in Schiedam, Rotterdam of Spijkenisse.

Na zo’n twee en een half jaar liep dit project langzaam op zijn eind en werd de noodzaak een andere woning te vinden steeds groter. Ik heb alles op alles gezet om een geschikte woning te vinden via alle mogelijke kanalen. Zoveel bezichtigingen gehad (waar ik vaak met velen was, allemaal wanhopig op zoek naar een huis) en evenveel afwijzingen. Zoveel woningen worden aangeboden voor een huurprijs van 575 euro, waar echter een vereiste salarisvoorwaarde aan hangt van vier keer de maandhuur?! Ik heb een hele goede, vaste fulltime baan (niet meer in de horeca) maar zelfs met mijn salaris is dit niet haalbaar!

Omdat ik mijn woning uit moest vanwege sloop en het niet haalbaar is geweest om in ruim een half jaar (eigenlijk vier en een half jaar) een normale sociale huurwoning te krijgen, ben ik uiteindelijk weer, uit pure noodzaak, bij leegstandbeheer uitgekomen. Ik heb echt weer geluk gehad omdat zelfs in leegstandland het heel karig is momenteel met woonaanbod (ja ook daar heerst woningnood!!!).

Sinds september 2020 woon ik weer antikraak in een prachtig huisje via Alvast in de Tweebosbuurt op Rotterdam Zuid. Afgelopen donderdag brak mijn hart toen ik een mail van Alvast ontving, dat mijn contract wordt beëindigd per 1 mei 2021. Dit omdat Vestia wil beginnen met de leegkomende woningen te ontmantelen en dichtzetten, in voorbereiding op sloopfase 2 (wat zeker 1 mei nog niet van start kan gaan omdat er onder andere direct boven mij nog vaste huurders zitten, maar goed, hierover heb ik u een andere brief gestuurd).

Ik heb nog geen oplossing voor na 1 mei. Alvast hoopt mij op tijd een vervangende woning aan te kunnen bieden. Het inmiddels bekende rondje makelaars bellen en reageren via iedere kanaal op sociale huurwoningen is ook weer van start gegaan en dan maar hopen dat iemand of iets je het geluk gunt om maar niet op straat te komen te staan!

Even ‘een lang verhaal kort’ gaat niet meer op in dezen, maar ik wil jullie hiermee wel de ogen laten openen en op het hart drukken dat het wonen op basis van tijdelijke huur en antikraak zo’n tien jaar geleden nog een bewuste keus was, maar de afgelopen jaren PURE NOODZAAK is geworden!!!

De brief is op verzoek van de bewoner geanonimiseerd.

Pagina 4 van 4

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema gemaakt door Anders Norén